Vijf op een rij Begin dit jaar vierde de 84- jarige Rik a van der Leij een niet alledaags jubileum. In februari woon de de nog zeer vitale Indische dame op de kop af vijf tig jaar in hetzelfde huurhuis. De woningbouwvereniging bezorgde haar een bloemetje en zelfs de krant besteedde er aan dacht aan. Ook Moesson kwam even langs. door Marinus Schoen Als ik aan mevrouw Van der Leij vraag wat haar meisjesnaam is, vertelt zij dat haar voorouders van vaders kant Hugenoten waren die uit Frankrijk vluchtten. Vele van die Hugenoten ves tigden zich in die tijd in Zeeuws- Vlaanderen. 'Mijn meisjesnaam is Passenier, uit te spreken op z'n Frans, net als Chevalier,' zegt ze lachend. 'Mijn vader is als vrijgezel naar Indië gegaan en daar getrouwd met een meisje uit het land. Ik ben geboren en opgegroeid in Magelang. Woonde later ook in Djokjakarta, dichtbij de Boroboedoer, weet je. In 1940 ben ik getrouwd en ver huisd naar Malang. Toen begin 1942 in Indië de oorlog uitbrak, verdween mijn man het kamp in. Hij heeft aan de Birma-spoorweg moeten werken. Zelf ben ik buiten het kamp gebleven, ten minste, tijdens de Japanse bezetting, maar tijdens de bersiap moesten we toch het kamp in. Het was niet een echt kamp hoor, geen concentratiekamp of zo, mocht u dat denken, maar gewoon, vele Indische Nederlanders bij elkaar in een bepaalde wijk. Dat was voor onze eigen veiligheid.' Hoe bent u nu uiteindelijk in Nederland terecht gekomen? Rika van der Leij: 'Het was eigenlijk niet onze bedoeling naar Nederland te Foto: Theo Groot komen. Wel was duidelijk dat we uit Indië weg moesten. Met een vliegtuig zijn we naar Nieuw-Guinea gevlogen. Daar hebben we nog een jaar gewoond en is ons jongste kind geboren. Eigenlijk wilden we naar Australië emigreren, maar we kregen geen toestemming. Volbloed Nederlanders vanuit Nederland gingen in die tijd voor en dat waren er, vond men in Australië toen, kennelijk genoeg. Met de New Australian zijn we uiteindelijk naar Nederland gevaren.' Rika kwam met man en drie kinderen van tien, zes en een halfjaar op 17 okto ber 1950 in Nederland aan. Ze woonde eerst in opvangpensions in Limburg en Egmond aan Zee. Op 2 februari 1952, precies vijftig jaar geleden, kwam het gezin in Enkhuizen terecht. Rika: 'Met vijf Indische families op een rij in dezelfde straat. De familie Van Kesteren, Seli, Besik, Van der Leij en een onderwijzersechtpaar waarvan ik de naam ben vergeten. Zij waren volbloed Nederlanders maar hadden lang in Indië gewoond. Zij waren betrekkelijk snel al weer weg hier uit de straat, vandaar dat ik hun naam vergeten ben, denk ik.' Het was vast geen toeval dat de gezinnen op een rij kwamen te wonen? 'De families werden bewust pal naast elkaar geplaatst, dan zouden we wat aan elkaar hebben. Voor mij hoefde dat eigenlijk niet zo, de integratie is hier ver der probleemloos verlopen. De dominee en de vrouw van de burgemeester kwa men aan huis om ons welkom te heten. We kregen geld van maatschappelijk werk om meubels te kopen en het huis in te richten. De kinderen gingen naar school, m'n man, in Indië beroepsmili tair, verliet het leger en werkte hier nog 23 jaar bij grafkistenfabriek Bogra. Het was toen nog bijzonder dat mensen uit een hele andere cultuur hier kwamen,' diept Rika op uit haar herinnering. Maar één keer heeft mevrouw Van der Leij serieus overwogen om het huis te verlaten. Toen lag ze overhoop met de buurman die duiven hield. Regelmatig zat haar was, die buiten aan de lijn hing, onder de duivenpoep. De ruzie dreigde even uit de hand te lopen toen er in de nachtelijke uren tegen de muren werd gebonkt en stenen door de ruit vlogen. Gelukkig deed een broer van de buur man een geslaagde bemiddelingspoging en keerde de rust weer terug in de straat. Geen haar op haar hoofd die erover denkt om nu nog weg te gaan. 'Nee, hoor, ik ben dik tevreden. Ik heb nu hele leuke buren, met wie ik een goed contact heb.' En die woorden werden onder streept toen ze een mooie plant van hen kreeg voor haar jubileum. Op mijn vraag of ze foto's heeft om haar verhaal te illustreren, schudt mevrouw Van der Leij mistroostig haar hoofd. Niets, helemaal niets heeft ze mee kun nen nemen uit Indië, behalve een bun deltje kleren en de kleren die ze aan hadden. 'Bij Moesson hebben jullie vast wel foto's van Magelang of Malang om erbij te plaatsen. Kan ik kijken of ik nog wat herken. Ik ben nooit terug geweest, ziet u. Wel ben ik lid van de VIN (Vereniging van Indische Nederlanders) en van de BOS (Bond van Oud Steurtjes),' vertelt ze nog. 'Bent u misschien zelf een Steurtje?' vraag ik. 'Nee,' zegt ze, 'maar ik speelde wel met Steurtjes. Het gesticht was namelijk in Magelang,' en ze kijkt me aan met een blik van: Weet je dat dan niet, Sepatoe? 46 ste jaargang - nummer 11 - mei 2002 33

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 33