Schutter Als mijn herinnering mij niet bedriegt, heb ik Poncke Princen in 1950 of'51 in mijn stamcafé in Kebajoran ontmoet. Zijn opvattingen over de politionele acties waren - toen nog niet, maar nu wel - in grote lijnen ook de mijne. Hij kon zich hevig opwinden over aangedaan onrecht. Het kostte hem tien jaar gevangenisstraf. Jammer dat hij toen niet wilde wachten tot zijn diensttijd erop zat. Hij zou dan werke lijk vrij zijn geweest om te doen wat hij meende te moeten doen. Hij zou veel mensen een heleboel leed en verdriet heb ben bespaard. Mijn moeder sprak er schande van dat ik de kaderschool opgaf om vrijwillig naar Nederlands-Indië te gaan. Ik geef toe, ik was een kind in uniform, maar daar zou weldra verandering in komen. Voor onze commandant, een tweede luitenant, gebruikten wij de scheldnaam 'jong broe kie'. Hij liet ons op alles schieten wat bewoog. Van strategie had de man nog nooit gehoord, wél van schieten. Op een zondagmorgen gebeurde het. Onder lei ding van Broekie liepen wij patrouille onder de rook van Singosari bij Malang. Het peloton onderschepte tot grote ver rassing van beide kanten een groepje Javaanse burgers, een man of zes. Zij waren keurig gekleed en duidelijk op weg naar de moskee. Daar moest natuurlijk onmiddellijk op geschoten worden. De onzinnige opdracht had tot gevolg dat drie jonge mannen jammerlijk het leven lieten. Ik kreeg de opdracht om op de lijken naar papieren te zoeken. Tot op de dag van vandaag voel ik nog steeds die hand om mijn keel, ik voel agressie opwellen, ik voel die warme maar levenloze lichamen en ik zie open bruine ogen omhoog kijken naar iets wat ik zelf niet kon waarnemen. Broekie kwam nooit voor de krijgsraad. Hij werd geruisloos weggewerkt naar Nederland. Eén keer waagde hij het op onze veteranendag te verschijnen. Inmiddels bezat hij een hoge rang. Ik ben nog steeds dolblij dat ik op die dag niet aanwezig was, want ik zou niet voor de gevolgen hebben durven instaan. Ik hield van Java en na mijn diensttijd ben ik er tot 1954 gebleven. Ik hoorde dat mijn kame raden bij thuiskomst werden uitgejouwd en door de regering werden afgescheept met tien gulden voor iedere maand die zij in dienst hadden doorgebracht. Van dat bedrag werden verloren uittustingstukken nog afgetrokken. Waarin een klein land groot kon zijn! Klaas Tesser, Nijmegen Poncke Princen Poncke Princen; een naam die ik mij met walging herinner. Zijn komst destijds naar Nederland riep traumatische gevoelens bij mij op. Tijdens de politionele acties was ik werkzaam als verpleegster in het AMACAB-hospitaal Kedoeng Halang in Buitenzorg. Door deze overloper naar de TNI is menig Nederlands militair in de pan gehakt. De herinneringen aan deze tijd vervagen, maar zullen bij mij nooit helemaal verdwijnen. Eén naam is nog steeds in mijn geheugen gegrift: kapitein Schepers. Hij was in het hoofd getroffen, met een lap hield hij de hersens op hun plaats en heeft hij zijn manschappen aan gevoerd totdat hij niet meer kon. Dat was bij Tjawi. Het had Poncke Princen moe ten zijn die stierf, niet deze moedige man. Dit moest ik even kwijt. Een Indische vrouw van 74. Naschrift redactie: Het is niet onze gewoonte brieven te plaatsen waar wij de afzender niet van weten. In dit geval maken we een uitzon dering, omdat de opzet van het artikel over Poncke Princen dit waarschijnlijk in de hand heeft gewerkt. Halfbloeden (I) Als veteraan krijg ik het tijdschrift Check Point toegestuurd. In december 2000 ver scheen in dit blad een artikel van de heer Hovinga, 'Het goud van Nakamura', waarin hij onder meer schrijft dat in de bersiap-periode Chinezen, halfbloeden en Nederlanders het moesten ontgelden. Ik wil opmerken dat die 'halfbloeden' 70 a 75 procent van de Nederlandse bevolking vormden en dat zij zich kenmerkten door een grote trouw en toewijding aan het Huis van Oranje en het koloniale bestuur. De opvatting van de heer Hovinga dat er Nederlanders èn halfbloeden zijn, is dan ook krenkend en fundamenteel onjuist. L.M. Schipper, Den Haag Halfbloeden (II) Ik wil voorop stellen dat het volstrekt niet de bedoeling is geweest van de heer Hovinga, noch van de redactie van Checkpoint, om welke bevolkingsgroep dan ook te kwetsen. De gewraakte passage van de heer Hovinga is wellicht wat onge lukkig geformuleerd, maar in de context lijkt het mij en vele anderen, zoals mij is gebleken, volkomen duidelijk dat hij een onderscheid maakt tussen halfbloeden en Nederlanders omwille van een uitputtende opsomming van slachtoffers van de ber siap-periode en niet om te discrimineren. In de rest van het elf pagina's tellende arti kel van Hovinga is ook nergens sprake van een discriminerend onderscheid. Wellicht was de zinsnede 'Chinezen, halfbloed en volbloed Nederlanders' correcter geweest in de ogen van de heer Schipper. Maar ik vermoed dat juist zo'n formulering veel reacties oproept. Fred Lardenoye hoofdredacteur Checkpoint, Nijmegen Mededeling Zonder ook maar iets te willen afdoen aan mijn goede relatie met Moesson, wil ik een nog steeds bestaand mis verstand uit de weg ruimen en het volgende verklaren. Ik heb geen enke le bemoeienis meer met of de beoor deling van kopij die geplaatst is of nog worden zal. Ik maak geen deel uit van de huidige redactie die het recht heeft en zeer goed in staat is het blad de inhoud en het karakter te geven die het verdient. Lilian Ducelle, Den Haag Hét vertrouwde adres voor een reis naar het verre oosten. Commandant Broekie In tegenstelling tot Poncke Princen wei gerden bijna zesduizend dienstplichtige soldaten indertijd naar Indië te gaan. Sommige Nederlandse kranten schreven dat zij 'nesthokkers' waren en 'horizon angst' hadden, bang om de vertrouwde omgeving te verlaten. Tweeduizend van hen deden met succes een beroep op de dienstweigeringwet. De anderen verdwe nen in kampen, zoals in strafkamp de Mijnstreek. Daar waren nota bene ook SS'ers opgesloten. 46 ste jaargang - nummer 11 - mei 2002 vliegreizen assurantiën bv Straat van Makassar 47 - 1183 GZ Amstelveen Telefoon 020 640 58 51 - Fax 020 640 57 60 E-mail: info@schutter.nl xcf»

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 5