Rabarber Rob, mijn vriend. 'Rabarber, daar ben ik gek op.' Daarop antwoordde de leraar: 'Nou Rob, de volgende woensdag mag je bij ons thuis rabar ber eten'. Maar wat was dat dan, rabarber. Wat was dat gerecht waar Rob zo enthou siast van werd. De naam klonk mij zo geheimzinnig in de oren, rabarber. Ik durfde aan niemand te vragen wat het was. Ook niet aan Rob. Ik probeerde mezelf voor te stellen wat rabarber zou kunnen zijn en vroeg me af of het net zo lekker was als mijn lievelings eten. Maar rabarber moest aparter zijn. Met niets te vergelijken. De vol gende dag vroeg ik Rob of die rabar ber hem gesmaakt had. 'Geweldig zeg!' en hij stak zijn twee duimen omhoog. 'Tjap djempol.' Potztausend In het jaar dat Nederland door de Duitsers werd overrompeld, zaten wij in de tweede klas. De lessen Duits werden tot onze blijdschap afgeschaft omdat het de taal van de vijand was. Rob vertelde dat ze druis een afspraak hadden gemaakt. Wie in het Duits vloekte moest een dubbeltje in de gemeenschappelijke spaarpot doen. Zijn vader moest heel wat betalen met zijn 'Potztausend' dat hij regelmatig uitbulderde. Dat woord was toen in de mode. En als politie man moest hij veel vloeken onr indruk te maken. Maar helaas brak de oorlog op Java uit en alle Nederlandse scholen wer den gesloten. Mijn vrienden van school werden geïnterneerd en ik verloor ze uit het oog. Ik huilde om het verlies van mijn klasgenoten. Glanzend bestel? Na de Japanse bezetting kwamen de Nederlanders terug. In 1948 kreeg ik een beurs van de NICA-regering om op de Technische Hogeschool in Delft te gaan studeren.Via kennissen die al eerder in Nederland zaten regelde ik een kamer met kost en inwoning in Den Haag. Ik vloog toen in drie dagen naar Nederland in een Constellation. De eerste stop was in Bangkok. Daar overnachtten we in Hotel Plaswijk. Een hotel van de KLM. Tijdens het avondeten zaten we met zijn tweeën aan een tafel die gedekt was voor vier personen. Ik en nog een medestu dent, een Soendanese jongen die ik niet eerder had ontmoet. De gedekte tafels in de eetzaal zagen er feestelijk uit. Door de oorlog waren wij dit soort luxe niet meer gewend. Een wit damasten kleed, de borden prachtig op elkaar gestapeld. Glanzend bestek links, rechts en achter de borden en wijnglazen. We waren verbijsterd. Hoe moesten we nu eten met al die verschillende soorten zilver? Een ding was zeker, het eten in Holland Een man van tie wereld Uit onze ooghoeken gluurden wij naar de andere tafels om af te kijken hoe de andere mensen aten. We gluurden welke vorken en messen ze gebruikten. Het eten zelf was een teleurstelling. We vonden het allebei tjemplang. Geen smaak, geen geur en zo vlak en plat als het Hollandse landschap dat ik me later van uit de treinraampjes in de trein van Amsterdam naar Den Haag herinner. Ik vroeg heel nonchalant aan de moessQn zou geweldig zijn. Deftig, hemels en heerlijk. De voortekenen waren er al en wij kregen er nu een voorproefje van. Toen kwam het woord rabarber in me op. Zouden we dat nu krijgen?

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 20