Onderdrukking hielp Goenawan Mohamad zijn angst te overwinnen
Goenawan Mohamad is een begenadigd essayist en dichter.
Veel Indonesiërs zien hem als het geweten van de natie.
Sinds het verbod in 1994 op het weekblad Tempo heeft hij
zich actief ingezet voor een vrije en onafhankelijke pers. In
1999 werd hij door World Press Review verkozen tot redac
teur van het jaar voor zijn bijdrage in de strijd tegen censuur
en onderdrukking.
door Sjors Bos
Sinds het aftreden van president
Soeharto in mei 1998 heeft
Indonesië weer een kleurrijk en
bruisend persleven. De machtswisse
ling betekende het einde van drie
decennia waarin de media streng in het
gareel werden gehouden. Van 1965 tot
1998 was de pers in Indonesië niet
meer dan een spreekbuis van de over
heid. Kritiek op overheidsbeleid of
bewindspersonen werd onder Soeharto
niet getolereerd. De media werden aan
de leiband gehouden met een geraffi
neerd systeem van informele memo's
van het ministerie van informatie en
geheime telefoontjes aan redacties. Zo
ook het populaire weekblad van
Goenawan Mohamad, Tempo.
In het begin van de jaren '90 liet de
president de teugels enigszins vieren.
Kritiek op de overheid werd ooglui
kend toegestaan. De Indonesische pers
maakte van deze extra speelruimte
dankbaar gebruik. De kritiek over
schreed, voornamelijk door dertig jaar
van zelfcensuur, vrijwel nooit de door
de regering gestelde grenzen. Ook
Goenawan Mohamad maakte met zijn
weekblad dankbaar gebruik van deze
ruimte. Vier jaar lang ging het goed.
De journalisten waren tevreden met de
extra speelruimte en president
Soeharto kon aan de buitenwereld
laten zien dat hij zo'n kwaaie pier nog
niet was.
In de zomer van 1994 kwam aan deze
periode van relatieve vrijheid een
abrupt einde. De publicatie van enkele
kritische artikelen over de aanschaf van
tweedehands Oost-Duitse oorlogsbo
dems in het populaire kritische week
blad Tempo wekte de toorn op van pre
sident Soeharto. In de gewraakte arti
kelen werd geschreven over een
verschil van mening tussen minister
van financiën Mar'ie Muhammad en
de minister van technologie, Soeharto's
beschermeling Habibie. De minister
van financiën vond dat Habibie, een
man die toch al bekend stond als
iemand die een gat in zijn hand had, te
veel geld wilde uitgeven aan de oor
logsschepen.
Soeharto was er niet van gediend dat
de pers berichtte over meningsverschil
len binnen zijn kabinet. Zijn ministers
moesten naar buiten toe een toonbeeld
van eensgezindheid en daadkracht zijn.
Erger nog vond hij dat zijn protégee,
Habibie, publiekelijk werd bekritiseerd.
Vrijwel direct na de publicatie van het
maandblad riep Soeharto zijn minister
van informatie, Harmoko, bij zich. Hij
gaf hem carte blanche om maatregelen
te nemen tegen Tempo en andere
media die volgens de opvatting van
Harmoko 'zich schuldig maakten aan
destabilisering van het land door de
publicatie van onevenwichtige haat
zaaiende artikelen.'
Minister Harmoko ging voortvarend
aan de slag. Op 21 juni 1994 gaf hij
opdracht de verschijningslicentie van
Tempo en twee andere weekbladen,
DeTik en Editor in te trekken. Feitelijk
betekende dit dat de weekbladen door
Soeharto de nek om werd gedraaid.
De periode van relatieve persvrijheid
was voorbij.
Voor Goenawan Mohamad, hoofdre
dacteur en oprichter van Tempo, was
het verbod op zijn weekblad het beste
wat het hem had kunnen overkomen.
De onderdrukkende maatregel van de
minister van informatie kwam voor
Goenawan Mohamad persoonlijk als
een bevrijding. Niet dat hij blij was met
het verbod op zijn tijdschrift, zeker
niet. Hij was verbolgen. Een vrije onaf
hankelijke pers was zijn grootste ideaal.
Het verbod maakte een einde aan zijn
angst. Na de intrekking van zijn ver
schijningslicentie was Goenawan
Mohamad bevrijd van angst. Hij was
voor niemand meer bang. Intimidatie
liet hem voortaan koud.
Vrijwel direct na het verbod op de drie
tijdschriften volgde er een week van
protestdemonstraties in vrijwel alle
grote steden van Indonesië. Maar het
verzet bleef niet bij demonstraties
alleen. Aangemoedigd en geïnspireerd
door enkele jonge journalisten die wei
gerden te zwichten voor de intimidatie
en onderdrukking door president
Soeharto werd Goenawan Mohamad
de onofficiële leider in de strijd voor
een vrije en onafhankelijke pers in
Indonesië.
De strijd voor een vrije pers werd op
verschillende fronten gestreden. Nog
geen twee maanden na het verbod op
Tempo nam Goenawan Mohamad het
initiatief tot de oprichting van een
alternatieve journalistenvakbond, AJI
(Alliantie van Onafhankelijke
Journalisten). Ruim tachtig voorname
lijk jonge journalisten ondertekenden
een manifest waarmee de oprichting
een feit was. In dit manifest verwierpen
zij het idee van slechts één toegestane
journalistenvakbond en gaven zij uiting
aan het streven naar een onafhankelijke
vrije pers. Al snel opende AJI kantoren
in alle grote steden van Indonesië.
AJI werd niet erkend door de
Indonesische overheid. Vanuit het bui
tenland kreeg AJI die steun echter wel.
De Internationale Federatie van
Journalisten (IFJ) accepteerde AJI als
officieel lid. Ook de Nederlandse
Vereniging van Journalisten (NVJ)
erkende de alternatieve journalistenvak
bond. Deze buitenlandse erkenning
was voor Goenawan Mohamad een
belangrijke steun in de rug.
moessQn
Bevrijd door onderdruH
38