Adriaan van Dis: 'Mijn geheugen is Deze herfst publiceerde Adriaan van Dis zijn vierde Indische boek: Familieziek. Na zijn woede-uitbarstingen in Indische duinen lijkt Van Dis een beetje tot rust gekomen. Toch blijft zijn Indische jeugd in Bergen aan Zee hem bezig houden. 'Mijn verhouding tot mijn Indische achtergrond is niet zozeer problematisch geweest, maar eerder ver ward.' door Geert Onrio Prins Op een bewolkte herfstdag wandel ik met Adriaan van Dis door Bergen aan Zee. Adriaan van Dis, jarenlang was hij de ongekroonde koning van literair Nederland door het populaire televisieprogramma Hier is... Adriaan van Dis. Zijn naam als schrijver vestigde hij in de jaren negentig voorgoed met de verschij ning van de romans Indische duinen en Dubbelliefde. Ik vind het natuurlijk prachtig dat ik hem kan ontmoeten in het dorp waar zijn Indische verha len zich afspelen, ver weg van het literaire establishment. Adriaan blijkt een toegankelijke man te zijn, die de indruk wekt lekker in zijn vel te zitten. 'Vroeger,' vertelt hij als we samen het strand oplopen, 'liep ik met een grote boog om de wereld van heimwee en tempo doeloe. Ik had het gevoel er niet bij te horen. Ik moest, zonder door anderen te worden afgeleid, eerst nog mijn eigen verhaal vertellen, me losma ken van alle mythes en jokkebrokkerij van de eettafel bij ons thuis. Mijn hele leven voel ik een bijzondere band met Indische mensen, maar tegen mijn eigen Indische achtergrond heb ik me altijd een beetje afgezet. Toen mijn vader nog leefde, was ons huis doortrokken van sterke geuren en verhalen. Ik was tien jaar oud toen hij overleed en na zijn dood verdween Indië in een hutkoffer. Het land bestond alleen nog in de wekelijkse gado-gado. De familie van mijn vader brak met ons. Mijn drie zusjes waren "te Ambonees", zoals dat heette, te donker. Indië was een ingewikkeld land. Het werd verborgen gehouden, er werd niet in eerlijkheid over gepraat. Een lezeres ontdekte dat mijn vaders overgrootvader met een inlandse vrouw was getrouwd. Mijn vader was dus wel degelijk van gemengd bloed, ook al heeft hij het altijd ontkend.' 'Ik draag de naam van mijn moeder. Op mijn achttiende kon ik wel de achter naam van mijn vader krijgen, maar dat was een geweldig gedoe en terwijl ik daarmee bezig was, dacht ik: val ook maar dood. Waarom zou ik heten naar de man aan wie ik een hekel had? Toen moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 26