elsdingen-Schoevers (1886-1920) dertig gouverneur van Soerakarta? Hoe was voor haar de balans tussen moederschap en haar bestaan als werkende vrouw? In Somewhere in Indië geeft Beata antwoord op deze en andere vragen. Hieronder een fragment uit het twee de interview in het boek. Liefde, taal en literatuur staan centraal in het boek. Beata is zelf uitermate taalge voelig; dat blijkt uit haar verlangen naar 'zuiver Nederlands' zoals ze dat noemt. U zet zich al jaren in om in Indië een gunstig klimaat voor de bellettrie te ont wikkelen. De schone letteren... zij heb ben ook een schone taal nodig. Ik heb nooit goed begrepen waarom u altijd zo hamert op het belang van zuiver Nederlands. 'Geef uw ooren maar eens de kost en kom dan eens niet tot dezelfde con clusie, als waartoe ik gekomen ben: dat het taaltje, dat hier voor Nederlandsch moet doorgaan, gewoonlijk slechts een allermisera- belst restantje is van onze mooie taal.' Het spijt me, maar tot die conclusie kom ik niet. Dat het Nederlands in Indië een eigen ontwikkeling door maakt, lijkt me taalkundig logisch. 'Is het dan geen treurig feit, dat men zoo zelden door hiergeborenen (zij het dan ook uit echt Europeesche ouders) zuiver Nederlandsch hoort spreken? Altijd een tintje Indisch er door, de Indische tongval, de intona tie, de woordzetting, de klemtoon, kortom, alles begoten met het Indische sausje. Bij den een valt het minder op, bij den ander wat meer, maar toch, verbasterd is ze, de taal, onze schoone Nederlandsche taal! Verknoeid en geradbraakt wordt ze, door zoo heel velen, die toch óók "Hollandsch" spreken.' Zo ziet u de praktijk. Ouders kunnen de eerste jaren hun kinderen het Nederlands leren zoals dat in Nederland gesproken wordt. Dan nemen de Indische scholen het over. Dat zal u genoegen doen. 'Och, die lagere scholen met hun half-inlandsche leerlingen brengen den kinderen ook al veel nare en ongewenschte dingen bij. In de aller eerste plaats: de afgrijselijke taalver- knoeiing. De kleuters schamen zich al gauw voor hun goed Nederlandsch, omdat de kameraad jes dit niet spreken en hen er om uit lachen. Men brabbelt een afschuwelijk mengelmoes, of Maleisch, doch gêneert zich voor de eigen taal! Geen wonder dat de ken nis van het Nederlandsch, zelfs bij de echt Nederlandsche kinderen, bed roevend klein is.' Denkt u echt dat er kinderen zijn die zich voor hun 'goed' Nederlands scha men? "Ja", zei me eens zoo'n manneke op mijn vraag daarnaar: "ze lachen je uit, als je niet zoo spreekt. Dan zeg gen ze: "misselijke Hollander, geur jij weer met je Europeesche afkomst? Hoepel op! 't Mankeerde er nog maar aan, dat je blauwe oogen had! Dan gooiden wij je d'r toch vierkant uit, ophakker!" Verder vertrouwde de brave jongen mij nog toe, dat hij over zijn blonde haar op de lagere school genoeg te slikken had gekregen. Dat was nu gelukkig donkerder gewor den. En als hij nu maar zoo leelijk en krom mogelijk Hollandsch sprak, g's voor h's en h's voor g's zei, Maleische en Javaansche woorden en klanknabootsingen gebruikte, nu, dan schikte het nog wel met de Europeeschigheid, vond hij.' Als de ouders en scholen te kort schie ten, zult u als letterenliefhebster uw hoop op de invloed van bellettrie heb ben gesteld, veronderstel ik. 'O, meen niet dat ik onze moderne taalkunstenaars vergeet, onzen god- delijken Couperus, of Kloos, of Perk, of... zooveel anderen nog. Maar zij zijn op weg een bloeiperio de, een hoogtijd van de taal te berei den. Zij zijn er nog niet gelukkig. Want nu is het ons nog gegeven mede werken, aan ons, het volk.' 'Laten wij dan eens gaan beginnen te zorgen, dat onze mooie taal niet tot oorenfilering en caricatuur wordt door de zoo genoemde verindi sching! Met alle referentie voor het streven van alle mogelijke Indiërs - er zijn vrij veel variëteiten - moeten wij hen toch één ding dringend ver zoeken: laat onze Nederlandsche taal intact, en purifieer die in godsnaam niet in de beteekenis, die gij er aan hecht! Wij misgunnen niemand zijn eigen taal, laat de Indiërs hun Maleisch, hun Indonesisch in één woord, vereeren en cultiveeren. Maar laten zij toch de schendende hand niet uitstrekken naar de taal, waarin een Psyche kon worden geschreven, en de Zwervers, roman van Arthur van Schendel. Probeeren wij hun talen te verhollandschen? U noemt de moderne taalkunstenaars. Als ik me niet vergis, zijn er ook 47 ste jaargang - nummer 6 - december 2002 35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 35