Een doekoen voert een traditionele ceremonie uit bij het pasgeboren kind. De moeder houdt het kind vast. Foto: KITLV Historica Liesbeth Hesselink doet onder zoek naar de verschil len tussen de dokter Djawa-school en de vroedvrouwenschool. Willen degenen die informatie kunnen geven over mevrouw H.J. Zembsch-de Klemp, hoofd van de eerste vroedvrouwen school te Batavia; de vroedvrouwenschool in Nederlands-Indië in het algemeen en het werk van vroedvrou wen in het bijzonder contact opnemen met Liesbeth Hesselink, 071-5131989; eq.hesselink@hetnet.nl van 1864-1867 op de school te Batavia geweest. Zij was reeds gehuwd toen zij op die school kwam en werd haar man bediende bij Generaal Wassink. Van de 56 vrouwen, die toenmaals de school bezochten, waren nog 3 getrouwd, de overige zijn volgens hare verklaring voor het meerendeel den slechten weg opge gaan en leefden met Chineezen en Europeanen; ook leden velen harer, zon der dat dit bekend werd, aan venerische ziekten.' Als zelfs vrouwen die de opleiding gevolgd hadden, overtuigd waren van het onzedelijke gedrag van sommige leerlingen, dan is het eigenlijk een won der te noemen dat er überhaupt ooit inheemse meisjes naar dit internaat zijn gegaan. Zij moesten hiervoor huis en haard verlaten en dat was zeker in die tijd voor inheemse (maar ook voor Nederlandse) meisjes not done. Toelag'e Met het behalen van het diploma waren de problemen nog lang niet overwonnen. De bedoeling was dat de vroedvrouwen vooral voor de inheem se bevolking zouden gaan werken, maar al snel bleek dat zij liever voor de (Indo-) Europeanen en Chinezen werkten. Daar viel meer te verdienen. Het gemiddelde bedrag per baring varieerde bij inheemsen van niets tot in een uitzonderlijk geval vijf gulden; bij Europeanen lag het tussen de tien en vijftig gulden. Enorme verschillen dus. Bovendien bestond onder de inheemse bevolking de nodige weer stand tegenover de vroedvrouwen. Zij waren duidelijk gelieerd aan de wes terse geneeskunde. Velen riepen liever de hulp in van de vertrouwde doe koen, zelfs als ze bij een eerdere bevalling met succes geholpen waren door de westers opgeleide vroed vrouw of arts. Op aandrang van het hoofd van de opleiding was het gouvernement uit eindelijk bereid de vroedvrouwen in voorkomende gevallen (dus echt niet in alle gevallen) de eerste jaren na hun diplomering een toelage te ver strekken. Ze kregen wel de uitdrukke lijke opdracht om hiervoor gratis onder de inheemse bevolking te wer ken. Maar zelfs de toelage van tien gulden per maand verhinderde niet dat de vroedvrouwen vooral bij Europeanen bleven werken: daar kon den ze immers veel en veel meer ver dienen. Sluiting Tot overmaat van ramp liep het aantal leerlingen terug. Alle residenten kre gen de opdracht om met kracht via de inlandse hoofden leerlingen te wer ven. Deze actie had maar kort succes: het leerlingenaantal steeg enorm, maar liep daarna weer terug. De regering was niet bereid een dergelij ke opdracht aan de residenten te her halen. Met de terugloop van het aantal leerlingen kwam het bestaans recht van de school op de tocht te staan. In 1875 werd de school geslo ten. Ruim vijftien jaar later werd gekozen voor een opleiding door Europese artsen op diverse plaatsen op Java; mocht deze aanpak succesvol zijn, dan zou de regering de oprichting van scholen heroverwegen. Voorlopig kregen negen artsen de bevoegdheid om ieder twee meisjes op te leiden. Het aantal vroedvrouwen bleef dus waanzinnig klein in verhouding tot de miljoenenbevolking van de archi pel. De doekoen Aan het einde van de 19de eeuw barstte er een felle discussie los over de verloskundige hulp in Nederlands-Indië met als inzet de heroprichting van de vroedvrouwen school. De discussie werd niet alleen in de medische tijdschriften gevoerd maar ook in de dagbladen, zowel in Nederland als in Indië. Voorstanders van een vroedvrouwenschool kwa men met de eeuwenoude, gruwelijke verhalen over doekoens, die vrouwen dagenlang lieten baren, over foetus sen die halverwege de baring bleven steken en daar dagenlang zaten tot dat de rest van het lichaampje kwam. Sommigen gingen zelfs zover dat zij de voorkeur aan de natuur gaven boven de hulp van een doekoen. De tegenstanders van een school daarentegen gaven hoog op van de praktische kundigheid van doekoens. Daarnaast argumenteerden zij dat een school een druppel op de gloei ende plaat zou zijn voor de miljoenen bevolking. Anderen wezen erop dat de inheemse bevolking eerst wat meer open moest staan voor de wes terse geneeskunde voordat westers opgeleide vroedvrouwen geaccep teerd zouden kunnen worden. Zij bepleitten bij het gouvernement het oprichten van poliklinieken en het bevorderen van de hygiëne. Het eind van het liedje was dat alles vooralsnog bij het oude bleef, dus een opleiding aan huis bij een beperkt aantal geneesheren. 47 ste jaargang - nummer 6 - december 2002 41

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 41