Koelit langsep In 1941 werd ik op 16-jarige leeftijd vrijwilliger bij de Lucht Beschermings Dienst (LBD). In ver band met LBD-oefeningen van mid den tot eind juli, ging ik eind juni al naar Tjitalahab toe voor een ouder wetse, mooie vakantie. Het pakte anders uit. Djoedjoe werd met de dag bevalliger, een echte schone uit de Preanger met koelit langsep, git zwarte ogen en haren. Dit melati- bloempje was de rijke hadji Doerachman niet ontgaan en hij vroeg Djoedjoe's vader om haar hand voor zijn oudste zoon, die reeds een vrouw en kinderen had. Zij zou dus de bini moeda (jonge echtgenote) van hem worden. Na dit aanzoek werd Djoedjoe door haar ouders zorgvuldig binnenshuis gehouden tot ze de tweede mevrouw hadji Doerachman zou worden. Verbeet me niet Dit verhaal werd me door opa en oma verteld. Ik heb Djoedjoe alleen maar bij aankomst en vertrek mogen zien. Maman vertelde me dat ze heel ongelukkig was. En ik werd ook ongelukkig, ik wilde zo vlug mogelijk terug. Mijn grootouders begrepen het maar al te goed. Toen ik afscheid van Djoedjoe nam en we voor elkaar een sembah maakten, zei ze met tra nen in de ogen zacht: 'Kang Bèrtês' - tot dan noemde ze me altijd Ekong - 'vergeet me alsjeblieft niet'. Waarop ik met een 'Moal pisan', zeker niet, antwoordde en het huis verliet. Toen ik het erf afliep keek ik nog één keer om en zag Djoedjoe in de deurope ning voor mij een sembah maken. We hebben elkaar nooit meer ont moet. Fröbelschool Intussen was pa in 1926, na zijn cur sus met goed gevolg te hebben beëin digd, in Buitenzorg geplaatst. Ma was gelukkig hersteld en de familie was op mij na weer op oorlogssterk te. Toen ik vier was moest ik tot mijn grote verdriet de thee-, koffie- en rubbertuinen van Tjitalahab verlaten om met de familie herenigd te wor den. Ik had intussen een broertje, Chris genaamd, erbij gekregen en moest naar de Fröbel school van de zusters Ursulinen. Elk jaar haalde oma Djampang me in juli op om de vakantie in Tjitalahab door te brengen. Tjelana monjet Met Djoedjoe en Maman vlogen de vakanties om. We wer den verwend met boe- boei sampeu of hoewi (gepofte cassave of zoete aardappel), wilde kastanjes en nog meer lekkernijen, weggespoeld met geurige thee, als ontbijt. Het middag- en avondeten was dodelijk lekker, bestaande uit nasi van gestampte rijst met sajoer, pèpè- san, lalap of seuseupan (rauwe- of gestoomde groenten) en andere tong- strelende gerechten. We speelden spelletjes zoals gatrik, gala asin (tik kertje), gamparan, tombok en potjis, een soort knikkerspelletjes. Het moment suprème was het wassen van hun drie karbouwen in de heldere kali achter het huis aan de rand van het bos. Met een bosje alang-alang in de hand werden de karbouwen, die met hun lodderige ogen in het water lagen te herkauwen, geboend. Maman en ik in onze tjelana monjet en Djoedjoe met haar onder de oksels vastge knoopte sarong. Van die sarong kon ze een luchtzak maken en dreef ze als de koningin van Sheeba comfortabel op het water. Natuurlijk probeerden Maman en ik haar kopje onder te krij- korte, kromme pootjes kon verplaat sen, speelde ik zowat elke dag met de een jaar oudere Maman en zijn een jaar jongere zus Djoedjoe. Haar vol ledige naam was Djoewita, oftewel bloem. Zij waren de kinderen van pa Soemarna en ma Hot, onze welgestel de buren, die ongeveer honderd meter van ons vandaan woonden. gen, wat onder veel gegil en gelach gebeurde. Zelfs de apen op de eerste takken van de rasamala- en saninten- boom hadden lol en krijsten even hard met ons mee. in de Preanaer 47 ste jaargang - nummer 7 - januari 2003 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 37