Er zijn in Nederland zo'n 3000 Indonesische geadopteerden. De jongste generatie maakt zich sterk in de vereniging Asal Saya. 'Ik heb de rood-witte vlag boven mijn bed hangen.' Drie portretten van leden. door Sheila van Rhoon Een deel van de jongeren dat uit Indonesië is geadopteerd is lid van Asal Saya, de vereniging voor Indonesisch geadopteerden. De vereniging telt zo'n zestig leden en vierde onlangs haar vijf jarig jubileum. De onderlinge verbondenheid van de leden is groot; ze vormen een surrogaatfamilie, bij gemis aan biologische familie. En ook al zijn de verhalen rondom de adoptie verschillend, de gevoelens zijn hetzelfde. Yulita van den Ham (21) Geboren te Jakarta Moeder Sunaryanti Vader vermoedelijk een Scandinaviër Kwam als zes maanden oude baby naar Nederland Yulita: 'Ik was zeven jaar toen ik voor het eerst wilde uitzoeken waar ik vandaan kwam, en elf toen ik de eerste brief aan mijn echte moeder schreef. Hierdoor wist ik al vroeg dat ik nog een halfzus had, een opa en oma, nichten en later kwamen daar nog een halfzus- en broer bij. Tien jaar lang schreef ik brieven en e-mailde ik, bellen durfde ik nooit. Mijn moeder; die idealiseerde ik. Ze moest vast een geweldige vrouw zijn, een popster ofzo.' 'Ik slaap onder de Indonesische vlag, heb speldjes van de garuda op mijn tassen en emblemen op mijn jas. Mijn adoptievader is Indisch, dus ik ben wel opgegroeid met bepaalde Indische gebruiken. Het eten bijvoorbeeld, en mijn opa noemt me zijn 'cucu'. Toen ik vijftien jaar was, hielp ik mee met het oprichten van Asal Saya, nu ben ik voorzitter. Die mensen die nu lid zijn, zijn mijn familie. Maar soms denk ik dat het beter zou zijn geweest, als ik pas later had uitgezocht waar ik vandaan kom. Ik ben er namelijk altijd mee bezig, elke dag. Ik heb zelfs een keer meegedaan met de ramadan. Mijn echte familie is moslim, en ik wilde doen wat een moslim doet tijdens de vastenperiode. Niet zozeer omdat ik me een moslim voel, maar mijn familie heeft die religieuze achtergrond, dus waarom ik niet?' Dankbaar 'Toen ik werd geboren, werd ik direct afge staan. Mijn moeder was niet getrouwd, een schande voor de familie. Mijn oudere half zus mocht wel blijven, maar werd opgevoed door mijn opa en oma. Als ik nu de foto's zie, vraag ik me af waarom ze mij hebben afgestaan. Mijn zus is naar een normale school gegaan, mijn jongere halfbroertje ook. Mijn moeder ging twee keer per jaar naar mijn tante in Zweden. Ze hebben het best goed, ik had gewoon daar kunnen blijven.' 'Al jaren sliep ik slecht, sprak niet over mijn gevoelens maar had wel veel verdriet. Ik had het gevoel alsof ik dankbaar moest zijn dat ik in Nederland woonde, maar dat was mijn keus niet. Ik ben dankbaar dat ik hier zit, een goede oplei ding heb en lieve familie, maar dankbaar omdat ik hier ben, nee. Ik voelde me gewoon niet volmaakt gelukkig.' Happy end 'Tegenover mijn adoptieouders durfde ik vorig mijn hart is daar' 47 ste jaargang - nummer 8 - februari 2003 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 11