rituelen Sommige mensen kunnen over hun schooltijd praten alsof ze die hele periode in de zevende hemel vertoefden. Ik niet, ik vond het meer een soort vagevuur, zo'n plaats waar je voorge bakken wordt voordat ze je in de loeiende oven van het werke lijke leven gooien. Dat komt ook wel een beetje doordat we vroeger van de ene plaats naar de andere trokken en dus iede re keer opnieuw moesten beginnen. Daar werd ik soms zó ongelooflijk moe van. Maar het had ook z'n leuke kanten. doublure achter de rug en was dus een beetje groter dan een normale vierdeklasser. Maar al gauw bleek dat de broeder de klas het zwijgen had opgelegd om mij te introduceren. Het stelde allemaal niks voor. Ik kreeg een plaatsje achter in de klas en de broe der ging over tot de orde van de dag. Pas weken later kwam het op de ommuurde speelplaats tot een strijd. Niet om de macht, maar zuiver om de eer, want een jongen had me uit gescholden voor katjang of pindachi nees, ik weet het niet meer precies. Die jongen was erg lijvig en moest het puur van zijn gewicht hebben. Hij leek tamelijk ongerust en deed niks anders dan van die belachelijke molenwiekslagen uitdelen. Ze waren ongevaarlijk omdat ik ze al van verre zag aankomen. Ik verwaarloosde mijn dekking en werd daardoor toch één keer geraakt; vol op m'n linkeroor. Ik dacht dat m'n hoofd eraf viel. Maar meer uit zelfverwijt dan van de pijn gaf ik hem daarna zo'n verschrikkelijk schop tegen zijn schenen, dat hij onderste boven viel. Hij was net een dikke klappertor die op z'n rugschild lag te draaien en niet overeind kon komen. Vervolgens begon hij ook nog te schreeuwen als een mager varken. Een toegeschoten broeder maakte een einde aan de strijd en stuurde ons allebei naar het hoofd van de school. Dat was een echte kribbenbijter. Ik kreeg van onder uit de zak én een zeer gepeperde brief die mijn pa moest lezen en ondertekenen. Misdragingen Toen ik pa 's avonds na het eten die brief overhandigde, voelde ik me net een vent wiens kraag zonet is afge knipt en die te horen heeft gekregen dat hij zijn hoofd op het hakblok kan leggen. Dat was omdat pa naast meester op alle Wapens en een geta lenteerd amateurtoneelspeler ook een kei in psychologische oorlogsvoering was. Om van te rillen, zoals hij zijn verzilverde briefopener ter hand nam en met een paar flitsende halen de enveloppe opensneed, om daarna bedachtzaam de brief tevoorschijn te halen. Terwijl hij me strak aan keek, vouwde hij de brief open, streek hem glad en begon daarna te lezen. Hij zei niks, maar uit het optrekken van zijn wenkbrauwen en bijna onmerkbare hoofdschudden kon ik opmaken dat er niet veel fraais in die brief stond. POIRRXETS PERIKELEN Het duurde een eeuwigheid voordat hij klaar was en de brief weer in de enveloppe stak. Pas daarna richtte hij het woord tot mij. 'In deze brief_', baste hij en hield de enveloppe the atraal in de lucht. 'In deze brief staat dat mijn zoon zich heeft bezondigd aan onbehoorlijk gedrag op de speel plaats van de rooms-katholieke broe derschool. Het is dat dit een officiële, door het schoolhoofd zelf geschreven brief is, anders zou ik het niet voor mogelijk hebben gehouden. Hoe haalt een goed opgevoede jongen het in zijn hoofd om zijn familienaam te grabbel te gooien door zich te buiten te gaan aan misdragingen zoals die in deze brief staan opgetekend?' Primitief Ik zat te beven op mijn stoel en kon alleen maar iets stamelen over een dikke jongen die me beledigd had, maar pa liet zich daar niet door ver murwen. Zich als een tijger over de tafel heen naar mij toe buigend siste hij me toe: 'Je weet dat je je handen thuis moet houden, sontolojo. Niets is zo minderwaardig als vechten, dat doen alleen primitieve mensen. Zelfs als woorden niet meer volstaan om de vrede te bewaren, dien je je waardig heid te behouden en af te zien van elke vorm van geweld.' Vervolgens liep hij statig naar het raam en bleef daar een tijdje met zijn handen op z'n rug naar beneden kijken. En ik maar sidderen. Totdat hij zich omdraaide en vlak voor me ging staan, kaarsrecht. Hij pakte me bij mijn kin beet, tilde die op zodat ik zijn blik niet kon ontwijken en vroeg dreigend: 'Je hebt toch zeker wel gewonnen van die vetzak?' Ik heb nooit getwijfeld aan pa's bedoelingen, maar soms werkte hij me op mijn zenuwen. Vooral als hij me zo de wacht aanzegde en al pratend het ene rondje na het andere om de tafel liep. En af en toe bleef hij achter mij stil staan en hield zijn mond. Dan was ik als de dood, want dan kon ik hem niet zien en dacht ik: 'nou komt er een veeg.' Maar dan gebeurde er niets. Hij heeft me nooit geslagen. Eén van zijn weinige fouten, volgens mijn zus Gon. 47 ste jaargang - nummer 8 - februari 2003 41

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 41