Ik heb altijd gedacht dat ik niet bijge
lovig was. Maar wie was nu in vre
desnaam die oude vrouw die uit de
wagon kwam rennen om mijn adres
boekje terug te geven? Is het een
voorteken dat ik mijn notities en
adressen zonder welke ik er tijdens
deze reis niet in zal slagen om mijn
grootmoeder te doden in de trein
heb laten liggen, of heeft een duistere
kracht ervoor gezorgd dat ik ze in de
trein heb laten liggen. En de oude
vrouw zou een aanwijzing kunnen
zijn dat ik mijn plannen tot het einde
toe moet uitvoeren.
Bij de stationsuitgang kun je de
glimmende gezichten van de betjak
rijders zien, die om passagiers vech
ten zonder zich iets aan te trekken
van de geur van hun oksels, van de
sinaasappelverkoopsters of van de
onverschillige perronwachten.
'Hé betjak-rijder, breng mij maar
naar pension Wigati, op de Jalan
Agus Salim, maar vertel me eerst of
je ooit een spook hebt gezien.'
'Natuurlijk'. Terwijl de betjak-rij
der langzaam doortrapt, vertelt hij
zijn verhaal: 'Het was een jongeman
die voor zonsopgang uit de trein
stapte. Hij was de laatste reiziger
voordat de volgende trein kwam. Hij
vroeg mij of ik hem naar de Lor-
steeg kon brengen, ongeveer een
sigaretje roken van het station van
daan. De jongen zag er heel gewoon
uit, ging het huis in maar kwam er
niet meer uit. Wachtend in mijn bet
jak werd ik wakker door de oproep
tot gebed. Toen zei ik tegen zijn
moeder die altijd 's ochtends vroeg
naar buiten kwam om de straat te
vegen en droge bladeren te verbran
den: mevrouw uw zoon heeft de kos
ten voor de betjak nog niet betaald.
Toen de moeder dat hoorde, ging ze
huilen en vertelde dat haar zoon
zeven dagen geleden onder een trein
was gekomen, en dat ze hem bijna
niet hadden kunnen begraven, omdat
zijn lichaam alleen nog bestond uit
mootjes vlees en de grafgravers het
onnodig vonden om een gat van twee
meter lang te graven. Toen hield de
vrouw op met huilen en zei: ik ben
blij dat mijn zoon vandaag is thuisge
komen.'
'Stonk hij?'
'Wie?'
'Die jongen.'
'Absoluut niet.'
'He wat vreemd, geesten ruiken
toch meestal? Ze ruiken of naar vis
of naar bloemen (alleen de levenden
ruiken muf)Was je die ochtend ver
kouden misschien? Heeft de moeder
de kosten van de rit wel vergoed?'
'Ze heeft zeven keer de prijs van
de rit betaald.'
'Dat is dan jammer voor je, want
als haar zoon veertig dagen geleden
was overleden, had je misschien wel
veertig keer de prijs van een rit
gekregen.' Maar op de veertigste dag
heeft de geest van de dode de aarde
zeker wel verlaten, en is hij afgereisd
naar de hemel of naar de hel, dat
weet niemand. Hij zou nooit op de
veertigste dag thuiskomen.
'Zeg, je hebt opvallend stevige
kuiten. Stevig en goed gespierd, als
die van de sociaal-realistische beton
nen heldenbeelden. Is je buik ook zo
gespierd misschien?' 'Dat weet ik
niet,' zegt hij. 'Ik heb mijn buik nog
nooit zo goed bekeken, ik heb geen
spiegel.'
'Maar je hebt toch een vrouw?'
'Mijn vrouw is al lang dood.'
Is zij gestorven voordat ze iets
gezegd heeft over je buik? En de hoe
ren langs het spoor, wat is hun com
mentaar dan over je buik?'
Hij lacht alleen maar. 'Ja, dan was
er nog iemand overleden, aangereden
door een trein.'
'Wat zielig, wat is het leven toch
vol met verhalen van dode mensen.'
'Waar ga je heen?' zegt hij weer
om het gesprek op iets anders te
brengen.
'Ik ga mijn grootmoeder om het
leven brengen.'
'Waarom?'
'Zomaar. Ze praat te veel en het
is de hoogste tijd dat ze doodgaat.'
Daarna praatten we niet meer
met elkaar.
1 mei verschijnt Larung in een
Nederlandse vertaling uit bij
uitgeverij De Geus.
Larung
door Ayu Utami
uit het Indonesisch vertaald door
Maya Sutedja-Liem en Monique
Soesman.
De Geus: 192 pag. (gebonden)
ISBN 90 445 036 2
Prijs 18,-
47 ste jaargang - nummer 10 - april 2003