ÊÊÊFS. Angklung in de Harz door Ciska Cress De jongens moeten een dagje bijkomen van de sneeuwsport en gaan graag mee op deze nostalgische toer. Mama was als kind in Goslar. Ze vinden het stadje prachtig, lopen met het hoofd in de nek en zien beeldhouwwerk en reliëfs die Den Haag niet heeft. Maar graag wel op tijd warme chocolademelk en appeltaart en na de bezichtiging van de Kaiserpfalz gaan ze echt niet ook nog eens het instrumentenmuseum met me in. Dit museum herbergt ook twee etages poppenmuseum. De begane grond bij de kassa is volgepropt met poppendingen. Don't look now. Dit wil ik niet zien. Nee, zegt het zuinig kijkende echtpaar, al ga ik alleen naar de instrumenten, ik moet toch de volle prijs betalen. Verbeje, stel dat ik me toch stiekem aan andere zaken vergaap. Ik ben de enige bezoeker. Lekker rustig. 'Die verzameling instrumenten is miljoenen waard', roept de man me nog achterna. Ja, als je iemand vindt die het ervoor wil geven. Ook bij de instrumentenafdeling is het tjokvol. Aan de wanden is geen vrij plekje meer over. Gelukkig is er genoeg wandelruimte tussen de vitrines. Er hangen een stuk of vijf citers. Een daarvan lijkt op de mijne. In de tijd dat ik voor het eerst naar Goslar ging bespeelde ik het snareninstrument intensief. Een van de eerste liederen was de Schneewalzer. 'Den Schnee-Schnee-Schnee-SchneeSchneewalzer tanzen wir, tanzen wir, Ich mit dir.' Ik had indertijd mét instrument naar de Harz moeten komen. Een Chinees die zingt en zichzelf begeleidt op een citer. 'Wenn im Frühling Blumen blüh'n, und die Baüme werden grün, wenn die Drossel singt im Wald, und des Jagers Horn erschallt.' Ik had vast goed opgehaald, want er was op die enorme Marktplatz geen enkele andere straatmuzikant te bekennen. Alleen, toen durfde ik het niet, als ik al op het idee was gekomen. De citer was eigenlijk een goedkope oplossing. Wij hadden geen geld voor een piano. Een citer en een blokfluit, dat ging nog en dan het hele jaar door flink sparen voor het treinreisje naar de Harz. Blokfluiten genoeg in de vitrines. Ook een exemplaar uit 1600. Wat ik hoop gebeurt. Ik zie instrumenten die ik nog nooit gezien heb. Wat te denken van een alpenhoorn met ventielen. De hoorn is ruim twee meter lang en vroeger werd hij gebruikt om signalen van het ene naar het andere dorp te geven. Met genoeg adem en de juiste lipspanning kun je deze hoorn bespelen en natuurlijk is het aantal tonen gering. Wil je meer tonen, dan moet er een buizenstelsel ingebouwd worden, zie bijvoorbeeld de trompet, en die buizen worden verkort of verlengd door middel van ventielen. Hangt daar een alpenhoorn mét ventielen! Een trechterviool uit 1920, gemaakt om het geluid te versterken bij de plaatopname. Stel je voor, een viool zonder kast, alleen een toets en daaraan is een beker verbonden. En ik die dacht dat violen zonder lichaam tot de allermodernste behoorden. En dan wordt het heel bijzonder. Twee instrumenten verenigd in één lichaam: de mandoline-banjo. De banjo is aangebracht in de klankkast van de mandoline. Je hoeft je instrument maar om te draaien. En net als ik bij het bekijken van de posthoorn (makkelijk klein, met één hand te bedienen) vaststel dat we hier wel heel ver van 'het Indische' zijn afgedwaald, voel ik dat ik naar rechts moet kijken. En daar staat, in twintigvoud, een angklung opgesteld. Instrument uit Java, staat erbij. Ingevoerd uit Amerika. Gelieve niet aan te raken, staat erbij. Jammer. Jill St o I k Mijn huisje in Sukabumi is werkelijk een paradijsje geworden. Nog steeds ben ik bezig om het mooier te maken. Half binnen half buiten hebben wij een vijver aangelegd met echte vissen erin en een rotspartij met een water valletje. Het is zo rustgevend om naar te kijken. Voor het huis is ook een klein vijvertje met vissen. Ik ben nu druk bezig het terras aan te kleden met planten en bloemen. Ik heb inmiddels vrienden uit Nederland en Yokyakarta te logeren gehad. Mijn vriendin uit Nederland keek haar ogen uit, ze was voor het eerst in Indonesië. Ik heb haar een beetje rondgeleid in Sukabumi. Als eerste heb ik haar het openbaar ver voer laten zien. Bij mij in de straat kun je de ojek pakken, dat zijn mannen met een motor of brommer die je dan naar de bushalte angkotan umum brengen. Het was om te gillen van het lachen. De angkot is een klein Suzuki- busje en ongelooflijk, er gaan veertien tot vijftien personen in. Nu is mijn vriendin vrij lang en fors, bij het instappen van het busje stootte zij meteen haar hoofd. Met gebogen hoofd en kromme rug zat zij tussen de mensen ingeklemd. Ik was er al een beetje aan gewend, maar was nieuws gierig naar haar reactie. Ontzettend zwetend en met een zielig stemmetje vroeg zij mij hoe lang deze wedstrijd nog ging duren. Ik begreep haar niet, maar zij dacht dat het erom ging zoveel mogelijk mensen in een auto- tje te krijgen. Een geluk dat wij er uit moesten, want ik hield het niet meer van het lachen. Bij het uitstappen stootte zij wederom haar hoofd. moessQn 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 14