It's a small world - door Juul Lentze We leefden nog in vrede in 1941en wisten dat in't verre Amerika swing was king. Swing en andere populaire muziek werd geëx porteerd op broze 78-toeren grammofoonplaten, die we dan hoorden op de radio. Ik herinner me de Andrew Sisters met 'Joseph, Joseph', de 'Beer barrel polka', en 'Bei mir bist du schön', Benny Goodman was de 'King of swing', Artie Shaw volgde hem op de hielen, om nog maar niet te spreken over Tommy Dorsey en zijn 'boy singer', Frank Sinatra die hartroerend zong Til never smile again'. Jimmy Dorsey's boy singer was Bob Eberly, z'n girl singer Helen O'Connell. Samen zongen ze 'Green eyes' en 'Amapola' en maakten Jimmy populair. Maar de man die de kroon spande was Glenn Miller, vóór, gedurende, en zelfs na zijn dood. Ray Eberle, Bob's broer, zong met de Miller band en veel van die platen vonden tijdens de Japanse bezetting een tehuis aan de Voorkampementsweg in Malang, waar de zoon van onze hospita een koffer- grammofoontje rijk was. We hoorden Ray Eberle ontelbare keren in o.a. 'Indian summer', 'Serenade in blue', en andere songs. Konden we het maar in werkelijkheid horen, verzuchtten we vaak. De gebroeders Eberle waren dus bekend en Bob had z'n naam verandert in Eberly met een y. Roewet. Na de oorlog hoorden we de muziek die ze maakten nog altijd, en nu nog luisteren we ernaar en dansen we erop. Swing livesmoet je maar denken. Meer dan veertig jaar nadat ik Ray Eberle voor het eerst 'The nearness of you' hoorde zingen, zat ik te luisteren naar een radio-uitzending vanuit Trenton, N.J. Ik schonk weinig aandacht aan de programma-aankondiging, maar luis terde wel naar het openingsstukje dat het volgende uur inluidde. Het was Glenn Miller's 'Serenade in Blue'. Vlak daarna begon een omroepster haar programma en zichzelf bekend te maken. 'This is Jan (Djèn) Eberle-Gordon', zei ze naar Amerikaanse gewoonte eerst haar meisjesnaam noemend. Er volg de een uur commentaar en muziek van Glenn Miller en z'n boy singer, Ray Eberle. Als een haas begon ik woord en muziek op een bandje te zetten. Dat deed ik voortaan elke zondagavond. Jan Gordon bleek de dochter te zijn van Ray Eberle. Ze wist zoveel af van Glenn Miller en de tijd dat haar vader in de band zong en van al de bands die tussen 1938 en later zo populair waren. Ze was in het bezit van een goudmijntje aan onbekende Miller muziek. Nu nam ik eens een bijzonder Miller programma op de band op, en daar Jan niet zo ver weg woonde belde ik haar erover op. Ze was enthousiast, wilde de band jes best horen, misschien kon ze er wat van opsteken. En zo gebeurde het dat Jan en haar man Dennis op een avond gezellig bij ons thuis zaten te ngotjèk. Natuurlijk liet ik haar weten dat we fans waren van het eerste uur en hoeveel genoegen de Miller muziek en haar vaders zang velen van ons hadden gebracht gedurende een nogal moeilijk tijd. Dat maakte indruk op Jan, die maar bleef zeggen dat het zo jammer was dat haar vader dit niet persoonlijk kon horen van mensen die Glenn Miller en hem zo had den gewaardeerd helemaal aan de andere kant van de aardbol. We stelden vragen en Jan vertelde dat haar vader en uncle Bob inmiddels waren overle den. Ze vertelde over de mensen die we alleen maar van foto's en van hun muziek kenden en sprak over uncle Frank als ze het over Frank Sinatra had. Dat ging zo de hele avond door. Ze gaf ons een bandje waarop zij en haar neef Bob Eberly Jr. heel verdienstelijk met een big band 'Little white lies' zongen, en waarop Bob alleen 'Fools rush in' zong. Ik gaf er een kopie van aan onze plaatselijke dj die deze muziek nog altijd draait op de radio. En nu horen we het geregeld in Ocala! Ik denk nog altijd met verbazing en ongeloof terug aan die avond met Jan. Hoe was het mogelijk, daar zat de dochter van Ray Eberle (op wie ze spre kend lijkt) in onze huiskamer in New Jersey te keuvelen over de mensen en de muziek die, op een ander halfrond meer dan veertig jaar geleden tijdens de Japanse bezetting, zowat het enige lichtpuntje voor ons waren geweest. We verloren Jan en Dennis uit het oog - de bandjes hebben we echter nog om ons eraan te herinneren dat de wereld betoel maar erg klein is. Deze maand geen foto van een klas, maar een foto met alleen maar leraren erop. 'Een hommage aan de leraren' noemt Han Meliëzer het. 'Ik heb nooit met tegenzin een les gevolgd. Zelfs niet wanneer ik een onvoldoende voor een proefwerk had.' Over de leraren weet hij nog een paar leuke anekdotes te vertellen. De foto stamt uit 1948 en is genomen voor de lerarenkamer van de Menteng hbs in Batavia. De man met de stropdas en de bril op de eerste rij is meneer Abrams, onze wiskundeleraar. Ik kan me herinneren dat hij som men op het bord schreef. Wij waren alvast begonnen. Het waren functies) en ik begreep er niet zoveel van. Daarom keek ik stiekem bij Coddy Berends, mijn buurman, in zijn schrift. Zonder om te kijken riep Abrams: "Doe niet zo kinderachtig Meliëzer, probeer het eerst zelf." Ik schrok me te pletter. Maar jaren later heb ik bij de opticien besloten toch een bril te kopen die niet ontspie- geld was. Toch wel handig als je voor de klas staat, dacht ik toen.' 'We kregen Frans van mevrouw Van der Eist. Ik vond het een saai en moeilijk vak. Tot 14 juli. Toen zij ze: "Vandaag is het quatorze julliet. Dan hoor ik eigenlijk op de Champs Elysées te zijn. Gewoon om te kijken en bekeken te wor den. Om mijn japon en om mijn suivi moi." Dat is een lange voile die om je hoed is geknoopt. Vervolgens haalde ze een hoed met voile uit haar tas, deed modi euze handschoenen aan en pakte een paraplu. Ze zette de hoed op moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 14