Estafettecolumn Ernst Jansz 10 door Ciska Cress moessQn Vorige maand schreef Marion Bloem over Thuis. Ernst Jansz schrijft in het vervolg. Marion Bloem. Ik herinner mij onze eerste ontmoetingen. Wij debuteerden allebei als schrijver bij uitgeverij In de Knipscheer. Zij met Geen gewoon Indisch meisjeik met Gideons droom. Dat was in 1983. We hebben veel gelachen. Ik voelde me erg thuis bij haar. Het zou het begin zijn van wat je de tweede Indische golf zou kunnen noemen. De eerste was de komst van al die Indische Nederlanders, die donkere mensen uit een ver land die ineens naaste buren werden. En daar, dertig jaar later, waren wij, hun kinderen, de tweede generatie. Marion wist allang wat zij wilde: opkomen voor een cultuur en die uitdragen. Wat mij betreft was zij de eerste. Ikzelf had als zoon van een Indische vader en een Hollandse moeder enkele jaren daarvoor in het nummer Rumah Saya van Doe Maar alleen nog maar vragen neergelegd. Waar is mijn huis? Zal ik een vreemdeling blijven? 'Jij bent Indisch, Ernst, Indisch, en daar moet je voor staan', zei ze steeds. Ja goed. Indisch. Maar wat is dat? Een manier van spreken, een klemtoon, een klank, een geur, een smaak, een mentaliteit? Zoiets. Veel werd mij duidelijk toen ik nog niet zo lang geleden toevallig een boek vond op het nachtkastje van een goede vriend waar ik logeerde: Een Geschiedenis van de Indisch- Nederlandse Dagbladpersgeschreven door Gerard Termorshuizen. Ik stuitte op mijn betovergrootvader, Pieter Jansz, onderwijzer te Delft, als zendeling naar Indië gevaren. Daar ontpopt hij zich als een fervent voorvechter van de Indische zaak. Hij begint in 1886 met de uitgave van een krant, de Telefoonspecifiek bedoeld voor Indo's, Indo-Europeanen, halfbloeden, toen nog sinjo's genoemd. Volgens het boek werd er in die tijd, ik citeer: 'Bittere armoe door de Indo's geleden'. En: 'De eerste tien maanden Telefoon geven ons voortdurend inkijkjes in het gemarginaliseerde bestaan van het 'inlands kind': hoe het moest leven van heel weinig, of in de criminaliteit of prostitutie terechtkwam, hoe het leed onder de minachting en spot van de pursangs En: 'Interessant in de Telefoon zijn ook de bijdragen over de oorzaken en maatschappelijke gevolgen van de matige tot slechte beheersing van het Nederlands onder de Indo s, over het concubinaat van Indo-Europese meisjes (het 'bijzit' zijn van Europeanen, Arabieren en Chinezen)...' Plet is ongelofelijk, maar dit alles speelde zich af aan het eind van de negentiende eeuw! Aangezien Pieter Jansz zelf een totok was, moet hij wel heel veel van mijn Indische betover grootmoeder en hun kinderen hebben gehouden, dat hij zich het lot van alle Indo's in de archi pel aantrok en het als zijn missie zag het te verbeteren. Dat hij daar in is geslaagd, blijkt uit een andere passage in hetzelfde boek: deze kranten hebben zonder enige twijfel een - misschien zelfs wel voorname - rol gespeeld in het emancipatieproces van de Indo-Europeaan. Ze staan in ieder geval aan het begin daarvan'. Hoe snel en succesvol is dat proces verlopen! Het duurde slechts enkele decennia, want al tij dens de jeugd van mijn vader (geboren 1914) behoorden de Indo's tot de bovenlaag, de kansrij ken, die woonden in de huizen met de waranda's, de tuinen, de piano's, de bedienden, de baboes. Eerlijk gezegd wist ik niet beter dan dat dat altijd al zo geweest was, omdat immers de Hollanders door hun handelsgeest en behoefte aan betrouwbare bondgenoten hun eigen onwet tige halfbloed kinderen verhieven tot de Hollandse (Europese) status (trouwens een unicum in de koloniale wereldgeschiedenis). Kennelijk beschikten Indo's over gaven om onder moeilijke omstandigheden niet alleen te over leven, maar zelfs uit te blinken. Een eigenschap die hen na hun komst naar Nederland in staat stelde vanaf dat moment en met verbazingwekkend gemak een vooraanstaande plaats in het cul turele leven in te nemen. Maar niet alleen dat. Zij koesterden ook zorgvuldig hun eigen meng- cultuur met in het moederland zelf bijna verloren gegane Europese aspecten, overgoten met een oosters sausje. Onlangs speelde ik op de Pasar Malam Besar in Den Haag, waar dat alles nog zo verrukkelijk aanwezig is, en ik heb, opnieuw, genoten en me thuis gevoeld. Laten we, de woorden van Marion Bloem gedachtig, die prachtige wereld blijven koesteren en een plaats geven voor het nageslacht. Ernst Jansz nodigt Frans Lopulalan uit om in de volgende Moesson het estafettestokje van hem over te nemen. Op mijn stukje over de school in Sukabumi, twee maanden geleden, heb ik veel reacties gehad. In mei heb ik in Arnhem op de pasar malam gestaan met mijn boeken. Ook hier kreeg ik leuke reacties en compli menten over mijn rubriek in Moesson. Dat doet een mens goed. Vorige maand heb ik enorm genoten van de Pasar Malam Besar in Den Haag. Twaalf jaar heb ik zelf met een res taurant op pasars gestaan. Vorig jaar ben ik daarmee gestopt, maar o wat mis ik het pasarwereldje. Gelukkig kan ik nog steeds het sfeertje proeven met andere bezigheden op de pasar. Dit alles was voor mij een welkome afwisseling en ondanks de verhui zing, de rommel en de heimwee naar Indonesië zijn de maanden al met al toch wel weer omgevlogen. Als ik alles weer op orde heb hoop ik over een maand weer naar Indonesië te gaan. Ik ben zo benieuwd naar mijn project. Want voor ik de vorige keer weer naar Nederland vertrok (nu alweer drieënhalve maand geleden), heb ik geld achtergelaten om alvast nieuwe toiletten te kopen en te plaat sen. Dat kwam voor mij toch op de eerste plaats. Ik heb regelmatig tele fonisch contact met Erwan, de leraar. Van hem hoorde ik dat er niet genoeg geld was om de rest, zoals wand- en vloertegels te kopen. Aan een vriendin die in april naar Sukabumi ging, heb ik geld meege geven. Nu maar hopen dat dit voor lopig weer voldoende is. Het is fijn om te kunnen gaan, dan kan ik met de opbrengst van mijn boeken de school weer een beetje blij maken en kan er weer iets anders gerepareerd worden. Op de pasars heb ik bij col lega-restaurants workshops gegeven. Bij één was de ketoprak tahoe net zo lekker als van de ketoprak tahoe in een restaurant in Sukabumi. Ik moest gelijk denken aan de pasar in Cibadak en ook aan de asinan manis die je daar kan kopen. Meteen had ik twee recepten om aan u door te geven. In de zomermaanden is het lekker om dit te eten. De asinan moet eigenlijk gemaakt worden met bank-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 10