Jeanne Reyneke van Stuwe Schrijfsters uit het Damescompartiment door Vilan van de Loo 'Een der meest begaafde en veelzijdigste romancières van ons land' jubelde het periodiek De Hofstad in 1919 en het blad prees Jeanne Reyneke van Stuwe vanwege haar werk kracht: 'Met een onuitputtelijke verscheidenheid, in een schier eindelooze milieu-wisseling bracht zij ons jaar op jaar een nieuwen roman en dat met een detailkennis over al die meest uiteenlopende werelden waar voor ieder ander op zich zelf al jaren van milieu-studie zou noodig hebben.' Het was waar. Jeanne kon zich schijn baar moeiteloos in een vreemde wereld verdiepen. Maar er was één wereld waarmee zij verbonden was: Indië. Haar geboorteland. 'De zielige omstandighe den van de familie Demeire deden Hilda veel nadenken over allerlei. Dit gezin was natuurlijk geen uitzondering; in den Haag huisde immers een heele kolonie Indische gasten? En zij vreesde, dat de omstandigheden van velen dezer niet rooskleuriger waren. Ja, tegenwoordig met de ver uitgebouwde buitenwijken, wilden alle Indiërs in den Haag wonen; vroeger trokken de gepensioneerden naar een goedkoop dorp, maar nu wou alles wonen in den Haag. Och, gelijk hadden ze; in den Haag had je letterlijk alles; comedie en concert en Dierentuin en bioscoop en duin en bosch en zee en strand, en bals van de Indische club in Concordia en aardige, goedkoope huis jes en de schitterendste winkels, al wat je hartje begeert. Maar toch zou 't voor al die lieden wel behelpen zijn, vergulde armoe, al zou je 't ook niet zeggen, als je ze 's zomers zag paradeeren op 't terras van 't Witte paviljoen of 't Kurhaus-ter- ras. of de Pier. Zo filosofeert het Hollandse dienstmeisje Hilda over 'haar' Indische familie te Den Haag, in de roman De Hofstad. Armoe onder 'Indiërs' in 's-Gravenhage, de stad waar zo veel mensen uit Indië woonden. Het is een levendig tijdsbeeld dat we door de ogen van Hilda waarnemen. Terwijl de roman verschillende verhaallijnen sterker ontwikkelt, is toch Indië ook hier aanwe zig, hier wat meer op de achtergrond, elders op de voorgrond. De leeuw van Deli Jeanne Henriëtte Reine Reyneke van Stuwe kwam ter wereld op 1 september 1874 te Solo. Ze was het middelste kind. Voor vader Hendrik Wilhelm Carl van Stuwe was het huwelijk met Johanna Maria Wilhclmina de Jong gezegend. Hij diende als luitenant-kolonel bij het KNIL, en genoot in die functie een zekere bekendheid. Men noemde hem 'de leeuw van Deli', omdat hij een groot aandeel had in de overmeestering van Deli. Ook stond hij bekend als suikerlord, dankzij het kapitaal dat hij had verworven met suikercultures te Semarang. Kort nadat Jeanne geboren was, verhuisde het gezin naar Nederland. In Maerssen, waar men in het imponerende huis Ter Meer woon de, daarna in een riante woning te Breda. Het luxebestaan duurde kort. Door de suikercrisis verloor papa Van Stuwe zijn geld. Niet lang daarna overleed hij. Zij verhuisden naar Den Haag. De jonge Jeanne vond een veilige haven in de wereld van het lezen en schrijven. Ze bezat talent, doorzettingsvermogen en ook een beetje branie. Haar eerste verzenbun del stuurde ze aan de legendarische dich ter Willem Kloos. Hij zag iets moois op het fijne gezichtje van Jeanne. Op 4 april 1900 trouwden ze, een schrijvershuwelijk van het begin af aan. Lijvige romans Voor zover we weten is Jeanne Reyneke van Stuwe nooit teruggekeerd naar haar geboortegrond. Indië vergeten kon ze niet, evenmin het feit dat zij een KNIL-dochter was. In haar werk is Indië op verschillende manieren aan wezig. Haar productiviteit bood daar ruimte genoeg voor. Nog altijd is het totale aantal titels van boekbesprekin gen in de Nieuwe Gids, schetsen, verha len, feuilletons (ook in Indische kranten), toneelstukken en romans niet geteld. Wel waren de twee grote romanseries tot de Tweede Wereldoorlog ongekend populair. Haar Zijden en keerzijden-cyclus telde zeker 15 boeken, die afzonderlijk gelezen konden worden, maar elk in het grote geheel paste. Al bij de eerste roman Huize ter Aar (1905) is de autobiogra fische inslag duidelijk: de verschrikkelij ke suikercrisis staat centraal, in het huis Ter Aar is haar eigen woonhuis Ter Meer herkenbaar. Haar tweede roman reeks Van Vrouwenleven telde minstens vijf lijvige romans. Indisch baden Maar Jeanne Reyneke van Stuwe schreef ook uiterst luchtig over Indië. In de bundel Schetsen vertellen drie gepensioneerde KNIL-officieren elkaar sterke verhalen over geesten; in Met den handschoen (1915) is de toon nog luchtiger, ondanks de soms dramati sche inhoud van de verhalen. Het 'handschoentje' in dit verhaal is Betty, een gevoelige jonge vrouw. Zij is met de handschoen getrouwd en zij is, zonder het haar Hans in Indië te zeggen, eerder aangekomen. Om te wennen. Ze is zolang bij haar getrouwde zuster inge trokken. Zij probeert Betty op haar gemak te stellen met geruststellende ver halen: 'van de suikerfabriek Padjarakan, waar Frist en zij zoo prettig bij Hans hadden gelogeerd. O, hij heeft zoo'n gezellig huis, Betty, je zal wel zien, heelemaal wit, met 'n dub- moessQn 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 20