Raden Saleh Javaanse romanticus geliefder dan ooit vervolmaken en ook daarvoor waren gelden nodig. In 1844 verschijnt Saleh dan ook in Den Haag om zijn financiën op orde te brengen en zijn reis naar Parijs te regelen. Wederom krijgt hij zijn zin, sterker nog, hij wordt onderscheiden met de orde van de Eikenkroon en ontvangt de middelen om in Parijs kennis te maken met onder meer Horace Vernet en het werk van Delacroix, die net als Saleh taferelen met paar den en wilde dieren geschilderd had. De wilde dieren, die Saleh al in Den Haag en in Coburg schilderde, waren ook in Parijs een geliefd thema van de schilder. Op kosten van de Nederlandse regering had Saleh een groot atelier in Parijs kunnen huren, waar hij op grote formaten jachttafe relen met tijgers, leeuwen en ban- tengs schilderde. Een reusachtig schilderij (181 x 293) van een strijd 'op leven en dood' (tevens de titel), een gevecht tussen twee leeuwen en een buffel, schilderde Saleh voor Koning Willem III. Het stuk, onder deel van de Nederlandse inzending op de Internationale Koloniale Wereldtentoonstelling in Parijs in 1931, werd daar helaas door brand vernietigd. Rusteloos Ondanks zijn grote Europese succes sen moet Raden Saleh toch heimwee gekend hebben, want in 1851 ver trekt hij met toestemming van de Minister van Koloniën naar Java. In 1855 vestigt hij zich in Batavia, aan vankelijk aan de Prinsenlaan, later aan het Molenvliet. Het schilderen van portretten en de restauratie van de landvoogdsportretten in het paleis in Buitenzorg vormden zijn belang rijkste bron van inkomsten. Maar ook op Java bleef Raden Saleh ruste loos. In 1857 verzocht hij het Gouvernement om een toelage voor een reis van zes maanden naar Djokjakarta en Surakarta om voor stellingen uit de Java-oorlogen te schilderen. Om diplomatieke redenen werd dit geweigerd, hoewel Saleh enkele jaren later voor de koning de 'Gevangenneming van Diponegoro' schilderde. Een verzoek voor een reis naar Djokjakarta in 1865 werd wel gehonoreerd. Tijdens deze reis schil derde Saleh een aantal landschappen met de uitbarsting van de Merapi en taferelen langs Daendels Postweg. Voor het Koninklijk Bataviaasch Genootschap deed hij met zestig koelies opgravingen in Djokja. Het resultaat waren fossielen en Hindoe- Javaanse oudheden voor de collectie van het genootschap, waarvan Saleh bij acclamatie erelid werd. Na zijn terugkeer vestigde Saleh zich in 1868 in Buitenzorg, maar ook daar werd hij rusteloos. De heimwee naar Europa en het ver langen naar het weerzien van die plaatsen, waar hij zulke successen gekend had, voerden hem in 1874 naar Europa. Hij reisde met zijn vrouw naar Den Haag en van daar uit naar Coburg en Parijs. Na 23 jaar van artistieke eenzaamheid op Java (van een kunstleven was toen immers nog geen sprake) moet deze reis voor Saleh een geweldige ervaring geweest zijn. In Coburg werd hij als een vorst ontvangen, was eregast aan een diner van de hertog en opende het bal met de hertogin. Oostenrijkse, Pruisische en Coburgse ridderorden vielen hem ten deel en gelauwerd vertrok ken de schilder en zijn vrouw in 1879 naar Buitenzorg, waar Raden Saleh op 23 april 1880 overleed. Jan Pieter Glerum is directeur van Glerum Kunst- en Antiekveilingen te Amsterdam, en Glerum Larasati Auctioneers te Singapore en Jakarta. Sinds 1990 organi seert hij regelmatig veilingen van in Indonesië vervaar digde schilderijen. moessQn §r 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 24