:k- «-■ MEDITATIONS FROM FLORIDA Filosoof 7xm door Juul Lentze Wat een duur woord. Wie en wat is een filosoof. Socrates en Aristoteles in de grijze oudheid natuurlijk, en een beetje dichterbij in tijd, Descartes, Locke, Kant en een heleboel meer bekende 'denkers'. Heel interessant. Deze mensen en hun theorieën wekten mijn nieuwsgierigheid op, want wie, vertel mij, zou niet precies willen weten wat 'goed' is en wat 'kwaad'? En met een eigenwijs gezicht redeneerde ik, wat 'goed' is voor mij mag wel eens 'kwaad' zijn voor een ander. En waar komt je verstand vandaan en wat is 't eigenlijk? Zegt de knappe Descartes dat het verstand geestelijke stof is, de kern van een gedachte. Dus een gedachte is afhankelijk van geestelijke stof, maar geestelijke stof is afhankelijk van niets? Hoe deze? Zie je wel, al hele maal in de war, dus in college besloot ik filosofie als vak aan mijn lesrooster toe te voegen. Helemaal verkeerd. De professor en ik waren het in vele opzichten over vele dingen niet eens, en ze kon mijn manier van redeneren niet erg waar deren. Ik dacht, zou dat komen omdat ik uit de Oost kom? Maar mensen zijn toch overal hetzelfde, echter hun filosofieën zijn niet allemaal gelijk. Soedah, ik luis terde met aandacht naar de prof. die het had over Locke die zegt dat we bij geboorte allemaal een 'schone lei' bezitten en alleen later via impressies en ideeën aan het denken gaan. Natuurlijk dacht ik hoe ken dat? Een idee is toch ook een gedachte en waar komt dat vandaan? En toen gooide mijn professor haar handen in de lucht (ik ook) Kort en goed, het ging niet goed, en als ik een fatsoenlijk cijfer wou, waar schuwde ze me, dan zou ik toch wel een heel goede verhandeling moeten schrijven over wat ik dacht van de heren Descartes, Locke, Kant en Aristoteles. De laatste was wat minder roewet vond ik, hij zei eenvoudig dat het hoogste goed dat de mens kan najagen, geluk is. Gelukkig moest je zijn. Ik was 't met 'm eens, en ging schrijven om m'n huid te redden van een onvoldoende! Even terug naar de Oost. We leerden spelenderwijze gebeurtenissen om ons heen begrijpen. We leerden die van de mensen waar we mee opgroeiden, van onze ouders, maar ook van de kokki, de baboe, de kebon, en al de mensen waar we mee in aanraking kwamen. Hun invloed op ons was groot, en onze ouders waren met diezelfde invloed opgegroeid, en hun ouders voor hen. Ik vond eens m'n badjing dood in z'n kooitje en natuurlijk waren de tranen niet van de lucht. Ma probeerde me te troosten met 'hij is al erg oud en z'n tijd is gekomen'. Baboe zei 'djangan nangis, non, soedah temponja'. Maar ik bleef minstens een dag ontroostbaar totdat het langzaam tot me door drong dat dit de loop der dingen was. En ik leerde. Wanneer er iets catastrofaals gebeurde was het 'soe dah moestinja', er valt niks aan te doen. Dat werd passief genoemd, fatalisme, en dat was 'oosters', een westerling handelt en neemt niet zo maar aan dat er niks aan te doen viel. En ik besefte jaren later toen ik nog steeds m'n hoofd stootte bij de professor, dat ik toch wel goed ketjepiet zat tussen Oost en West en dat daarom m'n redenaties voor haar soms kant noch wal raakten. Maar goed, ik schreef m'n opdracht van drie lange bladzijden(l) en dacht, ik zal je toch effe vertellen dat al dat gepraat je niet helpt. Een plaatje schoot me te binnen, uit m'n ouwe geschiedenisboek was 't geloof ik, van een middeleeuwse alchemist die uit allerlei materialen goud probeerde te maken. En dus vertelde ik m'n professor als afscheidsschot, dat haar filosofen me deden denken aan deze man, die trachtte het geheim te vinden van het maken van goud, en dat dat niet zo gemakkelijk zou zijn, want, pokoknja, als je een goed mens wilde zijn dan is goud zeker niet het hoogste goed waar je naar moet streven, maar het geluk happiness zoals we hier zeggen), je moet weten gelukkig te zijn zei Aristoteles toch. En daar m'n geachte professor, was ik 't volkomen mee eens. Ik kreeg geen onvoldoende. Dit is een foto van de, voluit, Gouvernements 1ste Lagere School A aan de Javastraat in Bandoeng. De foto werd in 1937 genomen. Er waren 2 zesde klassen. Onze onderwijzer heette de heer Struyker Boudier. De vertrouwde sympathieke gezichten van onze klasge noten herkende ik meteen, toen ik deze foto weer in handen kreeg. Velen van hun namen schieten me helaas niet meer te binnen. De achterste rij grote jon gens van links naar rechts: Kees Punt, Artie Schul, Joop van der Wijngaarden en Joop Mijnders, die mij deze foto stuurde. Van de middel ste rij jongens ken ik nog Frits Nobel (tweede van links), Guus van den Berg (vierde van links), met rechts daarnaast ikzelf, Piet van den Brink. De leuke dames: Mies Rappaport (derde van links) en Tilly Chabot (tweede van rechts). Meneer Struyker was een prettige leraar, wars van ras sentimenten. Kees Punt's ouders hadden aan het begin moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 38