ring Nederlandse opvattingen en de Nederlandse mentaliteit. Dus vergeet maar dat je Indisch bent en dat je ergens een Indonesische achtergrond hebt.' Hij vervolgt: 'Diep in jezelf ben en blijf je altijd een tropenkind, een Indischman. Je wordt nooit helemaal voor de volle honderd procent Hollander.' Indische Nederlanders probeerden zo min mogelijk op te vallen, zorgden ervoor dat zo min mogelijk op hen aan te merken viel en dat ze niemand tot last waren. Indische gewoonten werden binnenshuis gehouden. Zoals mevrouw K.-P. waren er veel: 'Toen ik weg moest uit Indië dacht ik niet van: O, hoe zou het daar zijn? Nee, gewoon kijken wat het wordt en je best doen om toch mee te komen. En niet zeggen van: Nou, in Indië doe ik het zus en zo. Dat kan niet, dat kan niet. Je bent in Holland en je moet dan toch maar doen zoals het hier moet. Ja toch?' In de contractpensions was de aan dacht van de maatschappelijk werk sters, die Indische gezinnen begeleidden, vooral gericht op vrou wen, want in die tijd was het gezin de hoeksteen van de samenleving. Dus vrouwen kregen een huishoudcursus waarin ze leerden hoe een Hollands huishouden moest worden gevoerd. Zoals mevrouw B. vertelt: 'Er werd gedemonstreerd hoe je een kachel aan moest maken, hoe je aardappels moest schillen en koken, hoe je de was moest doen en hoe je moest breien. Maar in Indonesië kon ik al breien en aardappels aten we daar ook wel eens.' Indische gezinnen kregen pas zelf standige huisvesting als ze zich volle dig aangepast gedroegen. 'In Middelburg', vertelt meneer K., die in 1954 in Nederland arriveerde, 'kwamen mensen van de gemeente en van de woningbouwvereniging bij ons kijken of we wel netjes en aange past waren.' Van witte naar blauwe boord De meeste Indische Nederlanders vonden op korte termijn een baan. De meerderheid moest echter een baan accepteren beneden het niveau van het werk dat ze in Indië hadden gedaan. Meneer K., een ex-KNIL'er die in 1950 naar de Koninklijke Landmacht was overgegaan, werd bij aankomst in Nederland in rang teruggesteld. 'In Deventer werd mijn rang van korporaal ontnomen. Ik ben als gewoon soldaat begonnen. Na drie jaar werd ik sergeant en uitein delijk ben ik opgeldommen tot adju dant.' Andere Indo's met opleidingen en werkervaring in administratieve functies, kwamen in fabrieken terecht. Zoals meneer B.: 'Ik had eigenlijk gesolliciteerd als administra tieve kracht. In Indië had ik mulo gedaan, maar niet afgemaakt vanwe ge de oorlog. Na de oorlog ben ik in 1949 bij de Algemene Handelsbank gaan werken. Dus ik dacht in Nederland: administratief werk. Maar het enige wat het arbeidsbu reau me kon bieden, was de fabriek, DSM. Ik dacht: Nou, dan moet het maar. Ik begon onderop. Ik moest aan de lopende band zakken vullen met kunstmest. Ik heb alle moeite gedaan om te stijgen op de maat schappelijke ladder. Ik heb PBNA- cursussen gevolgd. Ik mag wel zeggen dat ik bof dat ik toch nog laborant ben geworden.' Wat stak, was dat Hollanders Indische diplo ma's (als die niet tijdens de oorlog en bersiap-periode waren kwijtgeraakt) en werkervaring niet erkenden. Dat betekende dat men een opleiding in de avonduren moest volgen, wilde wm men weer op zijn oude niveau komen. Uiteindelijk slaagde men er toch in om een nieuwe carrière op te bou wen. Koempoelans Om de Indische cultuur van de assi- milatiedwang te redden en om iets van de wereld die was achtergelaten te herscheppen, werden uit particuliere initiatieven allerlei Indische verenigin gen en organisaties opgericht. De eer ste generatie zocht elkaar op en vond steun bij elkaar temidden van een kille, onbegrijpende omgeving: 'Ik heb mijn verhaal nooit aan een Hollander kunnen vertellen.' De meeste onder hen vonden een stukje van zichzelf en van de verdwenen wereld van Indië terug op de Indische reünies. Of in de woorden van Lilian Ducelle: 'Indië, weet je, is nooit weg geweest van mij; ik bén Indië.' 49 k.nde ONTBIJT Fruit 3 ALL HAVEPM°ü VOOR 0A 3'es OOK PAP ■■MALOJ* oepoac 48 ste jaargang - nummer 1 - juli 2003

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 49