kamp uitgevlucht via de jungle, niet via de weg. Ik heb gebeden en gevraagd om bescherming. Dat is alles. Ik zou mijn lot aanvaarden zoals het kwam. Onderweg probeer den we geld te verdienen voor de overtocht naar Java. We stopten steeds om te werken: rijst te planten of te oogsten, ploegen, beesten ver zorgen. Als ik aan die tijd terugdenk wanneer ik op de sawah werk of voordat ik slapen ga, voel ik weer de haat tegen de Japanners. En ik denk er nog vaak aan, misschien elke twee weken wel een keer: hun ontstellende wreedheid, de martelingen over mijn hele lijf, gebrek aan kleding, aan eten, vrienden die ziek werden. Dan word ik heel kwaad. Ik kan het niet verder uitleggen. Als ik er niet aan denk, is er niets aan de hand, maar als het me weer te binnen schiet, zie ik het allemaal precies voor me. Als ik een Japanner zou tegenkomen, zou ik geen twee keer hoeven na te den ken. Ik hoop maar dat mijn kinderen en kleinkinderen zoiets niet moeten meemaken. Het is al erg genoeg dat ik deze last met mij meedraag. Het is alsof die mijn hele denken verstopt.' Willem van Hasselt: ~T" ~"T" eeft het diepe sporen bij I1 mij nagelaten? Ik moet A- A_ eerlijk zeggen: nee. Tenminste, niet dat ik me herinner. En als ze er al waren, zijn ze door het leven daarna weggepoetst. Er hebben sindsdien zoveel ontwikkelingen plaatsgevonden die mij steun hebben gegeven, dat ik niet weet wie ik eigen lijk nog ben. Ik heb het grote voor recht gehad dat ik niet alleen een lieve vrouw heb gevonden maar dat ook mijn beide ouders nog levend waren toen ik uit die hele toestand daar terugkeerde in Nederland. Het was natuurlijk wel reuze verve- Waarom, dat weet ik niet. Van de twaalf waarmee we ver trokken waren uit mijn dorp, waren er na elf maanden nog maar drie over. Ik raakte in paniek. Ik was broodmager en voelde me geestelijk niet meer opgewassen tegen de slechte omstandigheden. Toen besloot ik om te vluchten, samen met mijn twee dorpsgenoten. Natuurlijk was dat gevaarlijk. Als we door de Japanners gesnapt zouden worden, zouden die ons doden. Verder kon den we natuurlijk ook in de rimboe door roofdieren opgegeten worden, en dan zou ik niet eens een fatsoen lijke begrafenis hebben. Maar het was nog riskanter om te blijven, en geplaagd te worden door ziekten en honger en mishandeld te worden. Bang was ik niet, wel vastberaden. Ik dacht er steeds aan hoe blij we zou den zijn als we eenmaal thuis waren aangekomen. Om twaalf uur 's nachts zijn we het moessQn 48

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 48