worden in grootte en stoffering. Johannes Tielrooy beschreef in 1930 deze schilderkunst in een vlijmscherp stuk in Elseviers Geïllustreerd maandblad. 'Dezentjé schildert sawah's en het water is zilver blinkend, de dijkjes zijn groen; op den achtergrond zet hij een berg en de berg, men kan er vast op rekenen, is donkerblauw; de vereischte palm is aanwezig, en aan het uitspansel in de verte smelten smachtende gelen met poëtisch rood tezamen. Aan een weeke, teedere stemming is dus zeker gedacht en mocht er nog een enkel attribuut gewenscht zijn, een palmboom meer of een inlandsch stulpje, het kan geleverd worden.' Tielrooy noemde het werk van deze kunstenaars 'Souvenirs van Indië'. Maar lang niet iedereen deelde deze mening. Zo schreef de schilder en mede-oprichter van de Bond van Nederlandsch Indische Kunstkringen P.A.J. Mooijen in het Gedenkboek voor Nederlandsch- Indie in 1923 over J.L. Eland: 'Van de hier geborenen is hij het, die door zwaren strijd en harde studie, haast door het leven zelf tot schilder werd geroepen: J.L. Eland is wel de figuur, die in de laatste tien jaren op Java het meest van zich heeft doen spreken en met recht.' De schilder en kunstcriticus Henry van Velthuysen steunde hem in die opvatting. Hij vond van de Indische schilders 'Eland het meest dramatisch in zijn uitingswijze, Dezentjé de gevoeligste en Adolfs de meest romantische'. Modernisten Zo groot als Velthuysen's bewondering voor de traditionele schilderkunst was, zo groot was ook zijn afkeer van het werk van de paar in Indië werkzame modernisten. Hij doelde daarmee op Piet Ouborg, Frank. Jan Frank en Dolf Breetvelt. Kunstschilders die werkten in 'die vele moderne richtingen, welke een normaal denkend mensch tureluursch maken, zoodat hij zich angstig afvraagt: Waar moet het met de schilderkunst heen?' Johannes Tielrooy daarentegen was een fervent voorstander van de modernisten. 'Zij alleen, voor zoover ik heb kunnen nagaan, houden rekening met hetgeen de heden- daagsche Europeesche schilderkunst zich als ideaal stelt. En zij - naar ik meen - zijn de eenigen die zich bewust ten doel stellen, hun geheel "hedendaagsche" en, behoudens persoonlijke afwijkingen, ook "westersche" gemoedsleven met de weergaaf van aan Indië ontleende gegevens te doen samensmelten.' Ouborg en Breetvelt waren als tekenleraar in Indië gestationeerd en deelden met Jan Frank een politiek progressieve levensvisie. Frank en Ouborg waren bovendien goede vrienden. Tielrooy en Ouborg onderhielden een levendige corres pondentie. Ouborg probeerde door het bestuderen van hem toege stuurde tijdschriften over moderne kunst op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen in Europa. Maar het conservatieve publiek in Nederlands-Indië begreep hem niet. In een brief aan Tielrooy beklaagde Ouborg zich over de beoordeling van een kubistisch aandoend stil leven: 'Daarvoor hebben tientallen en tientallen menschen gestaan. Ze hebben er allen hun opmerkingen over gemaakt. Dat niet één onder dat strakke uiterlijk een lyrische gestemdheid bespeurde heeft me verwonderd.' Ook Van Velthuysen kan geen waardering opbrengen voor het moderne werk van Ouborg. 'Om dit schilderij te waarderen draait men het naar welgevallen op één der kanten.' Nog erger was zijn commentaar na een expositie in Batavia en Soerabaja in 1933 waar hij Ouborgs werk vergeleek met 16 moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 16