Oahu. Niet lang daarna opende de
onderneming een tweede zaak, maar
nu in Kona op Hawaï. Kona ligt aan
de droge kant van het eiland, maar
toen we wat rond gingen rijden en in
de buurt van Hilo kwamen, dacht ik:
Hier wil ik wonen!
Uiteindelijk zijn we in 1981 naar
Hawaï verhuisd. We hadden het goed
in Californië, maar materiële zaken
zijn niet alles. We zijn een bananen
plantage begonnen. Dat betekende
dat je zeven dagen in de weer was
om op tijd voor je klanten je
producten klaar te hebben.
Ondanks het harde werken waren
het gelukkige jaren in een prachtige
omgeving die op allerlei wijze aan
thuis in Indië deed denken.'
'Aan deze periode van geluk kwam
in 1990 een einde toen mijn man
kwam te overlijden. De plantage
werd verkocht en ik zat zonder
werk. Na een tijdje kon ik gelukkig
weer aan de slag via een regeling
waarbij werk voor ouderen wordt
woorden, het gezamenlijk eten met
vork en lepel. Dat gezamenlijke eten
was voor veel Amerikaanse vrienden
en vriendinnen van mijn kinderen
een openbaring! Die waren gewend
dat iedereen op verschillende tijden
at. Ik ben heel blij en trots om te zien
dat mijn kinderen nu met plezier
terugkijken op hun opvoeding - die
ze toen wel eens streng vonden - en
allerlei Indische gewoonten doorge
ven aan hun kinderen (ik ben inmid
dels oma van twaalf kleinkinderen)
'Vanaf 1963 ben ik actief betrokken
geweest bij De Soos. Mijn man deed
de sportactiviteiten. Ik maakte
kleding voor de uitvoeringen die
werden gegeven. Daarbij kwam het
van pas dat er nog oude tantes waren
die precies wisten hoe de kleding er
in de jaren twintig uitzag. Op de
bijeenkomsten kwamen geregeld zo'n
honderd mensen! Vier keer in het
jaar hadden we feesten waar mensen
van heinde en verre op af kwamen.
Als ik zo naar de Indische gemeen
schap in Amerika kijk, denk ik dat
Je moet nooit spijt hebben. Niets is voor altijd. Weetje wat ik
nou leuk vind? Vakantie in Nederland! Gewoon rondlopen en
naar de bakker of slager gaan!
de sponsor, die financieel voor
je instond. Veel Indo's die al in
Whittier woonden - en wij ook -
werden gesponsord door een
kerkelijke organisatie daar.
Mijn zus was mijn co-sponsor.'
'In het begin was het hard aanpak
ken. Mijn man had allerlei baantjes
en werkte 16 uur per dag.
Ons meubilair kochten we bij garage
sales tegen lage prijzen. Uiteindelijk
heeft mijn man zich in de verf
opgewerkt tot directeur technische
zaken van de onderneming.
Ik had als moeder mijn handen vol.
Ik heb mijn kinderen een Indische
opvoeding gegeven. Dat betekende
behalve hele tastbare zaken zoals de
botol tjebok ook het aanleren van
respect door te spreken met twee
velen van hen toch heel Indisch zijn
gebleven. In het algemeen hebben de
Indo's het in Amerika goed gedaan.'
'Het is ook in deze tijd dat ikTjalie
Robinson en Lilian Ducelle heb
leren kennen. Ik heb hen geholpen
met de krant De Indo en later met
Tong Tong. Tjalie was voor mij een
voortdurende bron van inspiratie,
een leraar, die in zijn vele lezingen
altijd tot de kern van het Indisch-zijn
wist door te dringen en dat altijd op
een diplomatieke charmante wijze
deed. Lilian leidde de vrouwen
kumpulan en is, denk ik, een van de
voorbeelden van zelfstandig denken
de en handelende Indische vrouwen.'
'In 1974 kwamen we voor het eerst
in Hawaï. Het bedrijf waar mijn man
werkte, opende een verfwinkel op
gestimuleerd. Bij de universiteit
van Hawaï bij Hilo kon ik voor de
bloemen zorgen. Nu ben ik via
dezelfde regeling een paar dagen in
de week betrokken bij het inrichten
van het landschap van de dierentuin
in Hilo. Dat is ongemerkt een
Indisch landschap geworden met
allerlei planten en bomen die ook
in Indonesië voorkomen zoals Salak
en Laos. Ik ben een gelukkig mens
dat ik mijn grote hobby - tuinieren
- ook in mijn werk mag uitoefenen.
Uiteindelijk zijn vijf van mijn zes
kinderen ook in Hawaï komen
wonen, dus ik heb mijn familie
eigenlijk weer dicht bij me.
We lopen de deur niet bij elkaar
plat, maar een keer per jaar is een
er groot familie uitstapje op het
eiland. Picknicken in de natuur!'
49
48 ste jaargang - nummer 3 - september 2003