kerst' TWEE MOESSONLEZERS VERTELLEN OVER. BEN VAN leerdam wordt op 23 januari 1928 in Semarang geboren en brengt zijn jeugd door in Midden-Java. Hij is de eerste - en wellicht de enige - Nederlander die een Indonesisch STM (Sekolah Teknik Menengah) diploma haalt in 1952. In 1958 repatrieert hij en binnen een jaar behaalt hij zijn diploma weg- en waterbouwkunde aan de hts in Den Haag en begint in 1966 aan de Technische Hogeschool in Delft. In 1995 komt zijn proefschrift uit over architect Henri Maclaine Pont, de ontwerper van de Technische Hogeschool, of het Institut Teknologi in Bandung. Ben van Leerdam zet zich in voor de groep buiten kampers in Indië. 'Vroeger, tijdens de feestdagen aan het eind van het jaar, werd ons gezin door mijn moeder verrast op Ajam Kodok. Dat is gevulde kip in een lekkere vette sju. Bewerkelijk, maar overheerlijk! Wij aten deze lekkernij met warme, dampende rijst en dat gaf ons een zalig gevoel van wel behagen en voldaan zijn. Dat was zo haar manier om te zorgen dat wij ons lekker in ons vel voelden, terwijl zij tegelijkertijd de spirituele band van het gezin versterkte. Oorlogstijd, medio 2603, het Japanse jaar voor 1943. Mijn vader zat wegens een "strafbaar feit" vast in de gevangenis van Poerwokerto. Men had hem vanwege dit feit bij de spoorwegen ontslagen als hoofdstationschef. Hij onderging het - vogelvrije - lot van menigeen die buiten de Japanse kampen verbleef. Een andere vader werd krijgsgevangen gemaakt. De twee moeders, met gezamenlijk tien kinderen, besloten hun huishouding samen te voegen. Als vijftienjarige was ik de oudste van de kinderen, waarvan de jongste ruim een jaar oud was. Op een dag reed een auto ons erf op. Zonder opgaaf van redenen werd ik door de Kenpeitai opgehaald en met anderen in één van hun cellen opgesloten. Ik heb een tijdlang in de werkplaats van de spoorwegen gewerkt en ben stoker geweest op één van haar locomotieven, die tus sen Poerwokerto en Bandjarnegara reed. Door de Japan ners werd ik verdacht van sabotage. Het onderzoek bij de spoorwegen dat zich over geheel Java uitstrekte, zou na de oorlog de geschiedenis ingaan als de Spoorweg-affaire. 24 december 2003. Duizelig, vermagerd en met gezwollen voeten vanwege de beri-beri (vitaminetekort) werd ik uit mijn cel gehaald. Het bleek dat ik zou worden vrijgelaten en naar huis mocht! Nadat ik een papier had moeten ondertekenen werd mij bevolen buiten op een zijgalerij te wachten. In het felle zonlicht zag ik twee slonzige vrouwen en een meisje van ongeveer twee jaar op de grond zitten. Ik verstijfde van schrik. In één van de vrouwen herkende ik mijn moeder! Uitzinnig van woede en huilend van ver driet omhelsde ik haar. Herinneringen aan de afgelopen maanden bij de Kenpeitai flitsten door mij heen. "Oh Mam, wat hebben ze met je gedaan?", schreeuwde ik uit, terwijl ik haar hoofd in mijn handen nam en haar gezicht kuste. Ze zei niets, keek me met bedroefde ogen aan en snikte. Grenzen verschuiven in een oorlog! Zolang zij leefde heb ik haar dit nooit meer durven vra gen! In mijn cel putte ik kracht uit de - irreëel gebleken - gedachte dat de moeders en hun kinderen bij elkaar waren gebleven. Later begreep ik dat het drietal een kwartier na mij was opgehaald en naar de gevangenis van Poerwokerto was vervoerd. Het kind mocht vanwege haar leeftijd met haar moeder mee. Kerstgedachten.Een ieder heeft de zijne. Gun mij de mijne.Elk jaar weer.' 24 moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 24