nap koster werd op 21 mei 1929 in Lawang
geboren. Hij is in 1949 naar Nederland gerepatrieerd
en maakte daar het 4e en 5e jaar van de hbs af.
Daarna begint hij aan de vliegopleiding bij de
luchtmacht, maar wordt er helaas uitknikkerd.
Na de hts werktuigbouw komt hij bij Fokker terecht.
Na zijn pensionering doet Nap Koster ondermeer
ontwikkelingswerk in Bolivia. Hij houdt van reizen
en filmt veel. Koster is ook terug geweest naar
Indonesië. Om zijn geboorteland in zo'n verpauperde
staat terug te zien, deed hem veel verdriet.
'Na het overvliegen van de Mitchell bommenwerpers
over jongenskamp Bangkong in Semarang besloten mijn
broer en ik om - tegen het gebod om binnen het kamp te
blijven - ons toch naar buiten te begeven. Geld hadden
wij niet, dus werd er gegedekt om aan poen te komen.
We wilden direct naar kamp Lampersari gaan waar, naar
wij hoopten, onze moeder en jongere zus moesten zijn.
Onderweg troffen wij enkele ex-kampgenoten aan bij de
chinees. Zij deden zich tegoed aan eten dat we al zolang
hadden moeten ontberen. Mijn broer en ik hadden ons
nog niet aan de schranspartij gezet of het overvloedige
eten speelde onze medekampgenoten al op. De gang naar
de wc's was één vieze bende omdat onze ingewanden het
voedsel niet meer konden verdragen. Desalniettemin
deden mijn broer en ik ons tegoed aan een gulzig eetfes
tijn. Ik herinner mij dat het eerste wat ik zag bij die chi
nees, gezouten eendeneieren waren. Ik weet niet hoeveel ik
er naar binnen heb gewerkt, maar het waren er nogal wat.
Weken erna werd ik er nog op een onplezierige manier
aan herinnerd!
Pas de volgende dag waren we in staat naar Lampersari
te gaan. Gelukkig troffen wij er onze moeder en zus
aan. Ze leefden nog! Wij zijn daar enkele dagen gebleven
en onze moeder besloot zo snel mogelijk naar Lawang
(Oost-Java), onze woonplaats, af te reizen. In Lawang
hoorden wij dat Japanners ons huis grondig hadden ver
bouwd en dat in onze tuin een palmpittenfabriek was neer
gezet. Wonen aldaar was onmogelijk. Gelukkig bood een
familie ons onderdak aan en konden wij de komst van de
Amerikanen afwachten.een wel zeer naïeve gedachte.
Onze vader bevond zich in krijgsgevangenschap, maar
waar wisten wij niet. Destijds hadden we afgesproken, dat
we elkaar na de oorlog zouden weerzien in Lawang. Dus
was het wachten op de komst van vader. Tot ons aller
vreugde kwam ook hij heelhuids terug uitTjimahi.
Het wachten op de Amerikaanse bevrijders begon half
september wel erg lang te duren. De pemoeda's traden
steeds provocerender op en de bevolking werd ook
onvriendelijker tegen ons, behalve onze bedienden die
ons tot het laatst toe trouw zijn gebleven. Dit alles
lieten wij gelaten over ons heen komen, omdat wij
dachten dat de bevrijdingsmacht toch binnenkort
zou komen. Dan zou al dat gedoe wel afgelopen zijn.
Het was inmiddels oktober 1945 en in Soerabaja was nog
steeds geen landing van de Engelse bevrijdingsmacht.
In de ochtend van 17 oktober waren wij in de tuin aan
het houthakken toen er enkele pemoeda's met bamboe
roentjings ons erf opkwamen en gelasten dat de toewan
en de sinjo's meegingen naar het politiebureau.
Vandaar gingen we met meer lotgenoten op transport
naar het meisjesweeshuis Bergzicht. De voeding in dit
republikeinse kamp was veel slechter dan in het
Bangkongkamp. Na enkele weken werden ook de
vrouwen en meisjes ondergebracht in het kamp
Wilhelminapark, eveneens in Lawang.
De uiteindelijke landing van de bezettingsmacht hebben
wij pas later gereconstrueerd. Het moet de dag geweest
zijn dat ons kamp werd omsingeld door pemoeda's met
mitrailleur opstellingen. Alles is gelukkig goed afgelopen.
Wat er zich had kunnen afspelen als de bezettingsmacht
vanuit Soerabaja wel was doorgestoten, laat zich raden.
Voor ons ging de gevangenschap door zonder dat er ook
maar enige verbetering kwam in de huisvesting en de
voedselvoorziening. Wij voelden ons in de steek gelaten
door onze geallieerde vrienden en de Nederlands-
Indische regering. De kerstdagen braken aan in
dezelfde uitzichtloze sfeer als voorheen. Deze kerst
was voor mij wel de meest trieste. Je hoorde van niks en
bleef verstoken van elke informatie. Denkend dat de oor
log afgelopen was en dan dit nog te moeten meemaken.
Omstreeks juni 1946 werden de gezinnen herenigd in
het vrouwenkamp. Nadat alle Japanse strijdkrachten
waren ontwapend en overgedragen aan de Engelsen,
en wij waren aan de beurt om op transport te worden
gesteld. Na een tweedaagse reis per trein naar Batavia
werden wij op 12 oktober 1946 in Bekassie eindelijk aan
de Nederlands-Engelse autoriteiten overgedragen.
Een jaar, op vijf dagen na, hebben wij dus nog vastgeze
ten in een republikeins kamp. De frustratie werd enigs
zins gecompenseerd toen onze bagage bij de overdracht
in opvangkamp Manggarai werd gedragen door Japanse
krijgsgevangenen.'
48ste jaargang - nummer 6 - december 2003
25