f 3 r I Drie Armeense meisjes, midden jaren twintig. Het zijn de twee zusjes Thelma Calstaun (links) en Mary Calstaun (rechts). Hun nichtje Rosie John zit in het midden. orkesten en zangkoren uitvoeringen. Ook de kinderen traden regelmatig op. Bij een bal masqué won Hasmiek Kreeft-Arakiel eens een prijs toen ze als vis verkleed ging. Die vis was speciaal voor deze gelegenheid door iemand met de hand beschilderd. Er werd ook aan liefdadigheid gedaan. Een voorbeeld daarvan is de Java Armenische Vrouwen Weldadigheidsvereniging. Hier werd het nuttige met het aangename gecombineerd. Optredens en ver lotingen van goederen en handwerken brachten geld in het laatje. Maar gezellig kletsen was daarbij minstens zo belangrijk. Sporten en leren De Armeense gemeenschap was ook in een ander opzicht actief. Vanaf 1922 hadden zij een eigen sportvereniging: The Armenian Sportsclub (ASC). De vader van Hasmiek Kreeft-Arakiel was een van de oprichters van deze sportvereniging. Er werd een uitge breid terrein van de gemeente gehuurd en daar werd ook een club huis op gebouwd. De velden boden ruimte aan allerhande sporten: tennis, golf, voetbal, hockey, korfbal, cricket, basketbal en atletiek. De heren-hockeyploeg was jarenlang kampioen van Oost-Java. Hasmiek Kreeft-Arakiel herinnert zich vooral hoeveel pret de jon geren met elkaar hadden, óók op het sportveld. De kinderen volgden - naast het Nederlands lager onderwijs - de Armeense school: zes jaar lang, twee keer per week van vier tot zes uur 's middags. Er waren drie leerkrachten die les gaven in de Armeense taal, cultuur en geschiedenis. Twee onderwijzeressen gaven les in de laagste vier klassen en de priester gaf les in de hoogste twee klassen. Veel kinderen spraken thuis Armeens, maar bij een enkeling werd thuis Nederlands gesproken. Ook bij mevrouw Kreeft-Arakiel. Haar vader zei: 'We zijn gasten hier, dus je spreekt Nederlands, maar Armeens is je moedertaal'. Kerk De Armeense kerk was in meerdere opzichten van belang. Behalve voor het geloof was deze ook van betekenis voor de Armeense identiteit. Hoewel deze kerk erg lijkt op de katholieke, is de Armeense kerk volledig zelfstandig. Aangesloten zijn bij de Armeense kerk bepaalde bovendien dat iemand christen was. En als christen in Indië werden de Armeniërs toegelaten tot de klasse van de Europeanen, de hoogste klasse in de samenleving. Voor de positie in de Indische samenleving was dit van groot belang. De belangrijkste taak van de priester was natuurlijk om de kerk diensten op zondag voor te gaan. Ook bij zaken als doop en huwe lijk was hij onmisbaar. De Armeense geestelijken kwamen speci aal uit Perzië over en keerden na enkele jaren priesterschap op Java weer naar huis terug. Van Perzië naar Indië De ouders van mevrouw Kreeft-Arakiel kwamen net als de meeste Armeniërs uit Perzië. Beiden waren wees geworden en werden door hun respectievelijke ooms uit Perzië naar Indië gehaald. Feitelijk kwamen alle Armeniërs in Indië uit Nieuw Julfa, een voorstad van de Perzische hoofdstad Isfahan. In dit stadsdeel woonden voornamelijk Armeniërs. Het kwam dan ook regelmatig voor dat Armeense immigranten in Indië elkaar nog kenden van vroeger, uit hun geboorteplaats Nieuw Julfa. Regelmatig zorgden de positieve berichten naar het Perzische thuisfront voor de komst van nieuwe Armeniërs naar Nederlands-Indië. In Perzië stonden Armeniërs bekend als handelslieden. Juist van wege die handel trokken zij van oudsher de wereld in en kwamen zo ook in Indië terecht. Mogelijk waren zij al voor de komst van de VOC in de Archipel te vinden. Met de VOC onderhielden de Armeniërs goede contacten. De oudste aanwijzing van de komst van de Armeniërs gaat terug tot 1636. Twee eeuwen later is er nog een aanwijzing voor de belangrijke aanwezigheid van Armeense handelslieden. Van de 156 handelaren in Javaanse havens in 1813 waren er 39 Armeens. In het begin reisden de handelaren op en neer. Pas later vestigden zij zich op Java. Batavia: het ontstaan van een gemeenschap Rond het midden van de negentiende eeuw ontstonden de eerste Armeense organisaties in Batavia: een vereniging, een kerk en een school. De Armenische Vereniging (1852) hielp Armeense wezen en behoeftigen. Arme Armeense jongeren kregen ook hulp om onder wijs te kunnen volgen. Dit fonds kwam tot stand door een collecte onder Armeniërs in vijf steden: Batavia, Semarang, Soerabaja, Pekalongan en Tegal. De opbrengst van achtduizend gulden werd belegd in onroerende goederen en bankaandelen. Dit pakte gun stig uit: de belegging zou de gemeenschap in de loop der tijd een aanzienlijk bedrag opleveren. 48 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 48