Net als in Batavia driekwart eeuw eerder, werd in Soerabaja het meeste geld voor de Armeense organisaties en gebouwen door particuliere Armeniërs opgebracht. De St. Johanneskerk kwam er in 1854, een Armeense school een jaar later. Dit was vooral mogelijk dankzij de donatie van twee rijke Armeense zussen: Mariam Arathoon-Manuk en Taghouhi Manuk. Hun rijkdom dankten de gezusters aan een erfenis van hun broer, die vijfvoudig miljonair was geweest. Opkomst Soerabaja Aan het eind van de negentiende eeuw liep het aantal Armeniërs in Batavia terug. Reden waarom al in 1878 de school haar deuren sloot. Het geld dat daarmee uitgespaard werd, kwam wel ten goede aan scholing: tussen de twaalf en zeventien Armeense jon gens werden op kostschool gestuurd in Calcutta, India. Op dit Armenian College troffen zij ook Armeense jongens uit Perzië aan. Soms waren hun vaders er ook op school geweest. Waarom het Armeense inwonertal in Batavia terugliep is niet helemaal duidelijk. Wel kwamen na 1870 de handelssteden sterk op. Dat had te maken met de afschaffing van het Cultuurstelsel. Niet langer wilde de Nederlandse overheid de risico's in de land bouw zelf dragen. Daarom moedigden zij particulieren aan in het land te investeren. Deze verandering in het overheidsbeleid zorgde schoenen gemaakt voor invalide mensen en mensen met ongeluk kige voeten. Daarnaast was meneer Arakiel de importeur van de Bally schoenen, een heel exclusief Zwitsers schoenmerk. Meneer Arakiel schonk ook de schoenen aan het succesvolle Armeense hockeyteam van de Armenian Sportsclub. 'Dan kwa men ze bij ons thuis met busladingen vol om die schoenen op te halen. Soms bleven er dan wel dertig a veertig mensen eten', aldus mevrouw Kreeft-Arakiel. Succesvol Toen haar vader de zaak voor een goede prijs van de hand kon doen, is hij een slagerij begonnen in Malang. Ook dit slagersbedrijf was iets bijzonders. De heer Arakiel importeerde vee van Bali en de kleine Soendaeilanden. Hij mocht het vlees leveren aan het leger, de luchtmacht en de marine. Daardoor kende hij alle belang rijke personen bij die onderdelen. Ook de gouverneur was geen onbekende. Eenmaal succesvol leende meneer Arakiel wel geld aan andere Armeniërs die nog aan het begin stonden van hun zelfstandig ondernemerschap. De Armeniërs werkten vaak hard, hadden oog voor zaken en er waarschijnlijk voor dat er meer ondernemende Armeniërs kwa men; zij zagen mogelijkheden om een eigen onderneming te beginnen. De handelssteden profiteerden hiervan en vooral in Soerabaja nam de komst van Armeniërs toe. Maar ook buiten Java kwamen er meer Armeniërs. Werk In welke mate de Armeense immigranten geld meebrachten naar Indië is thans niet meer te achterhalen. Wel duidelijk is dat diverse nieuwkomers hun bestaan vanaf de bodem moesten opbouwen. Zij werkten een aantal jaren keihard en spaarden veel. Soms leen den ze geld om een eigen zaak te kunnen beginnen. Vaak gebeur de dat bij een Armeniër die zijn sporen als ondernemer al had ver diend. Ook gebeurde het regelmatig dat een Armeniër die succes in zaken had bereikt, zijn familie uit Perzië liet overkomen. De mannelijke familieleden kwamen dan vaak in de zaak werken. Familie was voor de Armeniërs buitengewoon belangrijk. De vader van mevrouw Kreeft-Arakiel begon niet lang na zijn komst in 1909 bij zijn oom in het hotelwezen te werken. Later werkte hij bij een Engelse firma, een rijstpellerij. Vermoedelijk heeft hij hier het geld verdiend om voor zichzelf te beginnen. Hij wilde erg graag eigen baas worden. Zijn eerste bedrijf was een schoenenzaak op Gemblongan. Dit was een straat met grote win kels en bedrijven in Soerabaja. Hij zat naast de Armeense fotograaf Kurkdjian. De schoenenzaak was geen gewone winkel. Er werden aangepaste wisten daar regelmatig succesvol in te worden. Een bekend voor beeld is het Oranjehotel van de heer Sarkies. Het hotelwezen was een bedrijfstak waarin de Armeniërs vaker te vinden waren. Ook de verhuur van dokars was een typisch Armeense bedrijfstak. Zo'n karretje met twee wielen en een paard ervoor werd bij uitstek gebruikt voor personenvervoer. Net als in Batavia driekwart eeuw eerder, werd in Soerabaja het meeste geld voor de Armeense organisaties en gebouwen door particuliere Armeniërs opgebracht. Enkele rijke Armeniërs deden een flinke duit in het zakje. Daarnaast wist Soerabaja geld vrij te maken uit de organisaties in Batavia. Maar hier ging wel enig getouwtrek met de Armeense Batavianen aan vooraf... De oorlog Helaas kwam er met de inval van de Japanners een einde aan het gemeenschapsleven van de Armeniërs. Een groot deel van hen kwam vroeger of later toch ook in de Japanse interneringskampen terecht. Na de oorlog vertrokken de meeste Armeniërs zodat de gemeenschappen op Java ophielden te bestaan. Velen gingen naar Australië, maar ook naar Amerika, Iran en Nederland. Hoewel er rond 1930 niet veel meer dan vijfhonderd Armeniërs in Nederlands-Indië woonden, waren zij een opmerkelijke groep immigranten. Zij voegden zich sterk naar de eisen die de samenle ving aan hen stelde en werkten hard. Maar dit betekende niet dat zij hun afkomst verloochenden. Integendeel. Een bloeiend gemeenschapsleven was daarvan het levende bewijs. januari 2004 Achterop Hasmiek Arakiel, 7937

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 49