estafettecolumn door Paula Gomes Dreamer Dreamer, het eerbetoon dat Kane zanger Dinand Woesthoff schreef voor zijn onlangs overleden vrouw Guusje Woesthoff-Nederhorst, is op nummer één binnengekomen in zowel de Mega Top 50 als de Nederlandse Top 40. De opbrengst van de single komt volledig ten goede aan KWF Kankerbestrijding. Het initi atief om de opbrengst van de single aan KWF Kankerbestrijding te done ren krijgt navolging. Muziekzender The Box schenkt iedere keer wanneer iemand de clip van Dreamer aan vraagt, de opbrengst hiervan aan KWF Kankerbestrijding. Op de websi te van Kane bedankt Dinand ieder een voor de vele steunbetuigingen die hij na het overlijden van Guusje heeft gekregen. 'Bedankt familie, vrienden, bekenden en anoniemen voor woorden van troost. Ik geloofde niet in de kracht die het kon geven, tot ik het van jullie kreeg. Bedankt. Heel erg bedankt.' KWF Kankerbestrijding, giro 26000, www.kwfkankerbestrijding.nl Holland werd wennen. Ik voelde het al op de boot van Singapore naar Rotterdam. De wind werd kouder. Plotseling ijzig. Anders dan de wind in de bergen in mijn geboorteland. Als je met vakantie in zo'n bergplaatsje was, rilde je en je trok een trui aan.'Koud, ja.' Maar het was leuk koud. Je had de hitte achter je gelaten. Nu was het een vreemde vijandige wind, die bij je naar binnen drong, terwijl je er niets mee te maken wilde hebben. Een wind waar je ziek van werd. Holland was wennen. Waar ik vandaan kwam, stonden de huizen open.'Kom binnen. Eet je mee?' In Holland zijn de huizen gesloten. Je moet op een belletje drukken en afwachten of de deur opengaat. Hoe koud het ook is. Gesloten huizen, gesloten mensen, dat heb ik een hele tijd zo gevoeld. Herfst. Ga toch naar het bos! Kijk naar de bomen die aan het verkleuren zijn. Voel de verende bosgrond, waar het afgevallen blad van voorgaande jaren zich heeft opgestapeld. Maar ik voelde alleen maar de hevige pijn van bijtende wind in mijn oren. Ik dacht, dat ieder een die pijn voelde, er niet over sprak en het gewoon verdroeg. Ik was een slappeling. Indisch slap. Hollanders waren stoer. En ik moest me maar aanpassen. Dat gebeurde. Haast als vanzelf. Nadat ik was getrouwd kwam ik met mijn man in een dorp te wonen. Er waren fabrieken in de omgeving, waar jonge mensen werkten, ook Indische mensen. Als vanzelf ontstond een vriendenkring. We hadden allemaal een tuin. In de zomer werd bij mooi weer saté geroosterd, gitaar gespeeld, gezongen. Meerstemmig of gewoon vals. Indische liedjes en Hollandse liedjes door elkaar. In de winter waren de feest jes binnen. Ook bij ons thuis. Het werd altijd laat. Te laat voor onze twee honden. 'Wat kijken die honden raar naar ons.''Jullie zit ten op hun stoelen. Ze willen slapen."Slapen ze op stoelen?' Even later.'Hé, het is licht gewor den. Hoe kan dat nou? Daarnet was het nog donker."We moeten naar huis.' De honden kropen ieder op hun eigen plaats. De tekkel achter het bureau. De boxer op de rotanstoel die zoals altijd even kraakte. In de tuin waren de vogels wakker geworden. Het woord bestond nog niet, maar ik raakte ingeburgerd. Toen we naar Rotterdam verhuisden, de stad waar ik was aangekomen, had ik het jaar daar voor een novelle gepubliceerd. Al gauw vroeg de Rotterdamse Kunststichting me om leidster te worden van een literaire workshop. 'Ik weet niet wat het is en of ik het kan, maar ik vind het vervelend om nee te zeggen', zei ik. Een Indisch antwoord, hoorde ik later, niet willen weigeren. Ik werd een werkende vrouw. Als werkende vrouw ging ik verschillende keren met subsidie naar Indonesië, ook een paar keer op uitnodiging van de Nederlandse Ambassade om lezingen te geven. Dat alles door Indisch 'ja' in plaats van Hollands 'nee'te zeggen. Ik had mijn geboorteland teruggezien. Maar ook gewoon in mijn huis in Rotterdam, soms ineens ben ik er weer. In de koelte van de mor gen. De dauw van de nacht is nog niet verdwe nen, de nevel nog niet opgetrokken. De kebon veegt de paden tussen het gras.'Selamat pagi', zeg ik - goeden morgen. Verrast kijkt hij op. Hij is het niet gewend dat de mensen hem groe ten. Hij hoort bij het hotel, zoals de tuin bij het hotel hoort en de bezem bij hem. Ik voel de binding met het land en met de mensen van het land. In Yogyakarta in de kraton worden jonge meis jes aangekleed voor de dans. Mannen in hoog gesloten witte jassen zitten met gekruiste benen op de glimmende vloer. Ze beroeren hun instrumenten. Dan komen de danseresjes geruisloos binnenschuifelen. Een hoge fluit klinkt door de gongslagen heen. De meisjes worden één met de klanken. De danseresjes kijken droevig. En de fluit klinkt droevig. De fluitspeler vertelt een verhaal. Aldoor weer. Aldoor hetzelfde. Een verhaal zonder eind. Als de meisjes weer zijn verdwenen, even geruisloos als ze waren gekomen, sta ik met tegenzin op. De open overdekte zaal is koel, terwijl buiten fel de zon schijnt. In de kraton- tuin krijsen vogels hard en schril in hun kooien. Paula Gomes vraagt Edy Seriese het estafette stokje van haar over te nemen. |^fK| Paula Gomes maart 2004

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 7