Een vriendelijke, nette heer estafettecolumn door Pamela Pattynama Molukse passagierslijsten online Op woensdag 21 maart 1951 meert de Kota Inten af aan de Lloydpier in Rotterdam. Aan boord van het schip zijn ongeveer 900 Molukkers, voorna melijk KNIL-militairen en hun gezin nen. De aankomst van de eerste groep Molukkers in Nederland is een feit. In de eerste helft van dat jaar zullen ongeveer 12.500 Molukkers voet aan wal zetten in Nederland voor - dat was de bedoeling tenminste - een tijdelijk verblijf. Tegenwoordig wonen er alweer drie generaties Molukkers in Nederland. Omdat vooral de jongere generaties steeds meer geïnteresseerd raken in hun geschiedenis, hebben het Nationaal Archief en het Moluks Historisch Museum een website gemaakt over de aankomst van de eer ste Molukkers in Nederland. Het belangrijkste deel van de website is de Molukse database. Deze database bevat de persoonsgegevens van alle 12.500 Molukkers die in 1951 met de boot naar Nederland zijn gekomen. Iedereen kan nu zijn vader, moeder, opa, oma of zichzelf terugvinden in de database. Naast passagierslijsten staat er op de site ook veel historische infor matie over de komst van de Molukkers naar Nederland. Kortom, een prima site voor iedereen die op zoek is naar zijn roots of gewoon wat meer wil weten over de Molukse zaak. o www.nationaaIarchief.nl/aankomst Mijn vader is dood. Een maand geleden is hij overleden. Mijn vader was Indisch. Hoe Indisch? Mijn vader glimlachte altijd. Hij glimlachte bij zijn tientallen verplaatsingen en landverhuizingen van Indië, naar Nederland, naar Nieuw-Cuinea en weer terug. Hij glimlachte door maar door, tot in het bejaardenhuis waar hij samen met mijn moeder woonde. Ais dames van het tehuis hem aan zagen komen met zijn rollator, wachtten zij hem op, tot hij zo dichtbij was dat zij hem gedag konden zeggen en zijn glimlach ontvangen. Een mooie man. Op een van de vergeelde foto's uit Indië zie ik hem in een laan met palmen. Hij djongkokt naast een motorfiets, vast een Harley Davidson. Een elegante jon geling in een mooie witte pantalon en een overhemdje met opgerolde mouwen. De jon geman die mijn vader zou worden kijkt mij aan, en die terughoudende blik ken ik al mijn hele leven lang. Toen al had zijn houding iets afzijdigs. Wie was hij? Een vriendelijke nette heer. Messcherpe vouw in de broek, fijne das. Hij streek zijn eigen overhemden en haar blou ses, omdat mijn moeder dat niet netjes genoeg deed. Alles even keurig, zelfs in het Jappenkamp, waar alle egards met voeten werden getreden. Met het risico gebeukt te worden, stal hij tondeuses om netjes zijn kop mee kaal te scheren en verstopte die hoog in een klapperboom. Zijn keurige stem, lang zaam, zoekend, met een kleine crack erin, sprak een formeel, soms pijnlijk nauwkeurig Nederlands. Echte Haags-Indische ambte naar, mijn papa. Maar ik wist niet waar ik mij moest bergen, als hij in het bijzijn van mijn vriendinnetjes zijn ergste woord uitsprak: 'potverpieleke'. Vrolijk was hij, voor zijn ziekte, altijd zingen en fluiten, altijd in de weer met de gitaar, met zijn muziek, cd'tjes, bandjes. Als mijn broertjes schreeuwden, de hond blafte en de tv wereldschokkend nieuws uitzond, zette hij een plaatje op. En dan zijn schaamte: mijn papa schaamde zich rot over alles. De vuile was naar buiten? Zelfs de schone was wilde hij niet buiten hangen: 'waarvóór, daar heb ben ze toch niks mee te makenl'Toen ik opgroeide was openheid, kritisch commen taar en anti-autoriteit al wat de klok sloeg, maar zelden heb ik hem stampij horen maken over onrechtvaardigheid of misstan den. Nee, dan mijn moeder: nauwelijks uit Nieuw-Guinea in Nederland aangekomen, gooide zij de contractpensionhouder van de trap omdat hij haar tegensprak. Papa zweeg, ook over de rake klappen die het leven hem uitdeelde. De dood van zijn zoon, zijn hart ziekte, zijn bedlegerigheid. Alles droeg hij met een gelatenheid en in een stilte die meer dan verbazing mijn verzet opwekte. Het krijgsgevangenkamp was geen onder werp van gesprek:'je moet alleen de leuke dingen onthouden.' Mijn vader paste schijnbaar naadloos in het beeld van de eerste generatie zwijgende Indo's die hier aankwam, berooid, onbegre pen en met de Japanse bezetting en bersiap achter de kiezen:'Ach, ze begrijpen het toch niet'. Hoe schijn bedriegt werd me weer goed duidelijk toen ik mijn moeder hoorde klagen over mijn vaders roekeloosheid. Hij had allang niet meer de kracht om toeren uit te halen, maar dreef haar tot wanhoop. Slecht ter been en doodziek dreigde hij de grote weg op te rijden met zijn scootmobiel. Hij wilde ruimte, hij wilde vaart en hij wilde vrij heid. Dat was mijn vader: een ingetogen Indische man die zich liever wat afzijdig hield. Maar soms wilde hij uitbreken en de weg op gaan. Zijn afzijdigheid was zijn manier om zijn innerlijke vrijheid te behou den. Nu is hij de grote weg opgegaan en heeft hij de vrijheid die hij zocht. Selamat jalan, papa. Pamela Pattynama (1948) is cultuurweten schapper en doet al jaren onderzoek naar Indische Literatuur van vrouwen. Pamela Pattynama vraagt Lizzy van Leeuwen het estafettestokje van haar over te nemen. mei 2004 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 5