Brieven
Tongseng
Zenuwen
Smoor slang
Nederlanders of
Indische-Nederlanders?
In Moesson van december 2003 las ik de brief
van mevr. E. Topee uit Veenendaal. Ze vroeg
om het recept van tongseng van lamsvlees a
la Malioboro, Djokja. Ik schrijf Indonesische
kookboeken in Jakarta dus misschien kan
ik haar en andere lezers helpen. In principe
is het basisrecept voor tongseng en gulai
kambing bijna hetzelfde. Bij de gulai doet
men er santen en sambal oelek bij, terwijl
bij tongseng water gebruikt wordt en geen
sambal oelek. Hierbij dan het recept van de
tongseng:
Ingrediënten:
400 gr lamsvlees
4 teentjes knoflook
1 kleine ui, gesnipperd
4 kemirinootjes
1 el. fijne ketumbar
1 tl. kunjitpoeder
1/4 tl. jintenpoeder
1/4 tl. kruidnagelpoeder
1/4 tl. kapulagapoeder
2 stukjes verse sereh, even gestampt
1 schijfje verse laos
1/2 ltr. water
zout en peper naar smaak
250 gr kool, fijngesneden
1 kleine tomaat, fijngesneden
4 eetlepel ketjap nianis
gebakken uitjes en gebakken entping
Snij het vlees in kleine blokjes. Snij twee
teentjes knoflook fijn. Maal de resterende
tenen knoflook fijn tezamen met de gesnip
perde uien en de kemirinootjes en voeg er
ketumbar, kunjit, jinten, kruidnagel en
kapulaga bij. Verhit drie eetlepels olie in
een wok, fruit de fijngesneden knoflook
even en voeg er de fijngemalen bumbu bij
plus de sereh en laos. Fruit even door en
voeg het, in blokjes gesneden, lamsvlees
erbij. Even doorkoken en giet er water, zout
en peper bij. Laat het zachtjes sudderen.
Wanneer het vlees bijna gaar en zacht is,
doe er kool, tomaat en ketjap manis in. Niet
te gaar koken. Strooi er gebakken uitjes over
en serveer dit met entping en verse atjar.
De atjar bestaat uit: in blokjes gesneden
komkommer, wortel en een beetje taugé
gemengd met appelazijn, zout, suiker en
peper. Selamat ntencoba en selamat makanl
Ilse Harahap-Rhebok, Jakarta, Indonesië
Al lezend van a tot z in uw blad, gingen
mijn gedachten terug naar voor de oorlog.
Zag de foto's van schoolkinderen en voet
balclubs. Ik hoop ooit een foto van mijn ge
wezen school te vinden. Ik zat op de School
met de bijbel, aan de Sluisbrugstraat. De
fröbelklas, daar zat juffrouw Helfrich, een
schat van een juf. De eerste dag dat ik naar
school ging, plaste ik in mijn broek van de
zenuwen. Ik kreeg toen een schone broek
van de dochter van de sekolah. Voordatje
de klas inging moest je eerst, in de rij, je
handen wassen. Daarna met je handen op
de bank of ze echt schoon waren en dan
bidden. In de derde klas hadden we een juf
uit Rotterdam, haar naam ben ik vergeten.
Ze leerde ons over de jaargetijden in Neder
land en de gezegden: maart roert zijn staart
en april te zoet heeft wel eens een witte
hoed. Ik stak gelijk mijn vinger op en zei: 'Ja
juf, mijn vader gaat elke dag naar kantoor
met een witte hoed (tropenhelm met djas
toetoep) en hij is in april jarig.' Wist ik veel
wat het allemaal betekende als Indo meisje.
Toen kwam de oorlog; 3 jaar verplicht op
dieet. En nu ik een oude oma ben weer op
rantsoen, hopend weer een fragiel figuur
te krijgen. Aan alle volkeren van Neder-
lands-Indië: denk alleen maar aan de leuke
dingen die we meegemaakt hebben en niet
meer treuren.
Mevrouw E. von Rezow, Leeuwarden
Het was in Indië, in 1944 tijdens de oorlog.
Aan de Koepelweg te Batoetoelis was een
prachtige villa met aanliggende tuin
van ongekende schoonheid. De Indische
bewoners van deze villa hadden op zeker
moment behoefte aan een hulpje. Bij hen
heb ik toen, op dertienjarige leeftijd, ge
werkt als houthakker. Zo maakte ik kennis
met de hoofdbewoonsters mevrouw Palm
en mevrouw Reede van Oudshoorn en hun
dochters Lieveke en Tineke; jonge welgema
nierde vrouwen. Het echtpaar Bik - voor mij
oom Nolly en tante Ietje - woonden er ook.
Van de andere bewoners is mij de naam
ontschoten. Bij het lezen van Freule Lieveke
in Brieven, in Moesson van april 2004, dacht
ik; 'Hé, geschreven door Bert? Toch niet
diezelfde Bert die ik ontmoet heb in 1944
bij die villa in Batoetoelis?'
De Bert uit mijn beleving was een student
biologie, verbonden aan het Zoölogisch
Museum te Buitenzorg als preparateur. Hij
zou een oelar sawah (python) levend villen
omdat hij belangstelling had voor het vel.
Hij vertelde ons enige ervaring te bezitten
voor zoiets. De slang in kwestie was een
kanjer van drie meter. Hij was veilig weg
gezet in een juten zak in de goedang en lag
zijn prooi - een kip van de buurvrouw - te
verteren. Er was besloten deze slang te con
sumeren. Mevrouw Palm zou er smoor van
maken. Onder leiding van Bert werd na een
week alle beschikbare handkracht binnen
de commune gebundeld. Ik was daarbij ook
van de partij. Midden op de brede oprijlaan
vlak voor de villa, stelde men zich in een rij
tegenover elkaar op. De bedoeling was, de
ular over de gehele lengte beet te pakken
en met ons allen in bedwang te houden.
Volgens Bert zou dat geen enkel probleem
opleveren. Hijzelf zou dan, met het meege
brachte scalpel, deskundig het vel afstro
pen. Eigenlijk anders dan we gedacht had
den, deed de ular allesbehalve moeilijk. Uit
de zak gehaald kronkelde hij wat, liet een
beetje urine los en reageerde heel sloom in
plaats van snel weg te glippen. Toen ging
het ontleedmes erin om het vel te scheiden
van het vlees. De operatie verliep geheel
volgens plan en Bert kon tevreden zijn. Die
middag aten wij rijst met smoor slang. Zij,
die een week eerder hadden tegengestemd,
weigerden resoluut aan tafel te gaan. Ze
aten liever brood op een later tijdstip. Er
waren enkelen die voorzichtig proefden en
zich tevreden stelden met een halve moot.
Zij wilden geen spelbreker zijn, uiteindelijk
gaven zij hun mening te kennen: 'Geef ons
maar een biefstukje.' Tenslotte waren er de
echte smulpapen. De avontuurlijke fijnproe
vers. Zij riepen bijna in koor: 'Het smaakt
als kip.' Ze lieten zelfs twee moten op hun
bordje toe, echter beslist niet meer. Geen
wonder dat mevrouw Palm, die de smoor
had klaargemaakt, veronderstelde dat
de rest de andere dag wel aan de honden
gevoerd kon worden. Er hoefde dus niets te
worden weggegooid. 'Zoiets spannends doe
je maar ééns in je leven', grinnikte Bert.
'Leuk om nog eens aan je kleinkinderen te
vertellen. Als kakéh-tua.'
Jan Louis Diedrich, Arnhem
Ik las in Moesson van februari onder het
kopje Beatrix bezoekt Birmaspoorlijn: 'bij
34 moesson