'Wetzel, we spelen in het géél vandaag!' In één klap een bekende Nederlander. Direct na zijn eerste wedstrijd als hoofdtrainer van Willem II stond André Wetzel de verslaggever van Studio Sport te woord. Strak in het pak en zeer nors kijkend. Hij uitte direct pittige kritiek op het bestuur van de club. Het feit dat maar liefst acht spelers van de trots van Tilburg per i juli 2004 een nieuwe club hadden gevonden, was Wetzel duidelijk in het verkeerde keelgat geschoten. Verbazingwekkend dat een debuterende hoofdcoach zich zo durfde op te stellen. De eredivisie was een eigengereide hoofdcoach rijker. André Wetzel is geen onbekende in de Nederlandse voetbalwereld. De Hagenaar, die op 3 november 1951 in Soerabaja geboren werd, heeft een mooie carrière als profvoetballer achter de rug. Van 1970 tot en met 1982 kwam hij uit voor Haarlem, FC Amsterdam, FC Den Haag en Telstar. Daarna heeft Wetzel nog zo'n vijftien jaar als trainer in het Haagse amateurvoetbal gewerkt. In 1995 kwam Wetzel op verzoek van Mark Wotte weer in het profvoetbal terecht. Het duo werkte samen bij ADO Den Haag, FC Utrecht, FC Den Bosch, de KNVB en Willem II. Deze samenwerking werd dit jaar verbroken toen Wotte technisch directeur bij Feyenoord werd en Wetzel hem midden in het seizoen moest opvol gen als hoofdcoach bij Willem II. Onze begroeting is zeer vriendelijk. André Wetzel oogt ontspannen en verleent geduldig medewerking aan de fotograaf. Als de fotosessie erop zit, zoeken we een rustig plekje op in het prachtige stadion van Willem II. Wetzel geeft aan dat hij alle tijd heeft omdat de selectie aan het eind van het seizoen alleen 's ochtends traint. Van norsheid of afstandelijkheid is in het geheel niets te merken. Als we de trainer ver rassen met een elftalfoto van FC Amsterdam uit het seizoen 1977-1978, is het ijs gebroken. Heb je mooie herinneringen aan deze periode? 'Ik heb mijn mooiste tijd als profvoetballer bij FC Amsterdam beleefd. Ik kwam er in 1975 en heb er vier fantastische jaren meegemaakt. Ik speelde er in de spits omdat ik snel was en technisch vaardig. In mijn tweede seizoen maakte ik achttien goals. Dat was een zeer goede prestatie als je bedenkt dat we in dat seizoen bijna degradeerden. Bij een topclub krijg je als spits natuurlijk veel meer kansen om doelpun ten te maken. Ik stond als spits van FC Amsterdam in dat seizoen derde op de topscorerslijst. Wat de club speciaal maakte, was de humor. Ik speelde met mannen als Jan Jongbloed, Fritz Flinkevleugel en Leen van der Merkt. Dé Stoop - ook iemand met een Indische achtergrond - was de voorzitter. Een aparte man. Als we in het buitenland moesten voetballen, ging hij altijd mee. Hij hechtte er belang aan dat de spelers zich na een dergelijke wedstrijd in de stad gingen ontspannen. Je weet wel, even ergens een biertje pakken en een hapje eten. Hij gaf ons dan allemaal honderd piekies en genoot zelf het meest van de stapavond. Het was ondenkbaar dat hij zelf niet mee zou gaan op zo'n avond.' Kun je je nog een speciale wedstrijd herinneren? 'FC Amsterdam tegen FC VVV, uitslag 7-1. Ik maakte die dag vier goals. Door die wedstrijd bleven we in de eredivisie.' Wie was de beste voetballer waar je ooit mee of tegen gevoetbald hebt? 'Johan Cruijff. Zonder twijfel. Hoewel, ik kan me herinneren dat ik in een wedstrijd tegen Ajax oog in oog met Piet Keizer kwam te staan. Hij maakte een schijnbeweging en het volgende moment stond hij achter me. Tot op de dag van vandaag weet ik niet wat er gebeurde; wat een fantastische voetballer. Van mijn ploeggenoten vond ik Leen van der Merkt en Heini Otto van FC Amsterdam erg goed. Bij FC Den Haag was het een genot om met mannen als Aad Mansveld en Lex Schoenmaker te spelen. Dat is overigens niet helemaal waar. Ik weet nog goed dat ik tijdens een wedstrijd twee keer de bal verspeelde, waarop Mansveld een sprint over dertig meter trok en me toeriep: "Wetzel, we spelen in het géél vandaag!"' Hoe kijk je terug op je carrière als profvoetballer? 'Ik ben zeer tevreden, zeker als je je bedenkt dat ik een groot deel ervan semi-prof was. Van huis uit werd er op gehamerd dat ik me breed moest oriënteren en dat school belangrijk was. Daarom ben ik op mijn achttiende jaar naar het CIOS gegaan, het voetbal deed ik ernaast. Daarna moest ik in militaire dienst, daar heb ik mijn akte lichamelijke opvoeding gehaald. Toen ik uit dienst kwam, kon ik dankzij die twee diploma's lesgeven op een mavo of in de sportwereld. Ik ben gaan werken op een school in Velsen. Vroeger noemde men dat een huis houdschool, tegenwoordig zegt men lager voorbereidend beroepson derwijs. Ik heb op die school gewerkt totdat ik eind jaren zeventig bij FC Den Haag kwam te spelen. Omdat ik toen meer ging verdienen, kon ik die tijd gebruiken om verder te studeren. Ik was op dat moment 27 jaar oud. Ik ben naar de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Den Haag gegaan en heb die opleiding in driejaar afgerond. Aan het eind van mijn voetballoopbaan was ik ook klaar met studeren. Ik heb ver volgensjaren in het onderwijs gewerkt en daarnaast voetbalclubs ge traind. Drie avonden in de week werkte ik met topamateurs en overdag gaf ik les op school. Ik heb veel plezier gehad van al die opleidingen.' Het gaf je onafhankelijkheid in een onzeker beroep. 'Precies! Ik heb pas besloten om me volledig op het trainersvak te rich ten op het moment dat ik in financieel opzicht onafhankelijk was. Dit betekent overigens niet dat ik schatrijk ben. Ik wil hiermee zeggen dat ik geen deuk kan oplopen als ik ergens ontslagen word. Die onzeker heid hoeft voor mij niet. Je kunt tenslotte zo maar op straat staan.' Het is in Indische kringen niet heel gebruikelijk een dergelijk onzeker bestaan te stimuleren. Men heeft vaak een voorkeur voor de degelijke banen. 'Mijn vader was daar ook erg duidelijk in. Hij was in wel meer dingen duidelijk! Ik kan me herinneren dat er op mijn twaalfde al scouts van moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 69