Mevrouw Majoor Familie gedoe Onlangs is er een nieuw boek verschenen van Yvonne Keuls. Het is een bundeling van cursiefjes die de afgelopen twee jaar in verkorte vorm zijn verschenen in de Haagsche Courant. Hier volgt een fragment. YVONNE KEULS DOOR YVONNE KEULS Mijn eigenzinnigste Indische tante is twee weken geleden overleden. 'Zon- derrr tegensputterrren', zoals ze zelf met haar rollende r's voorspelde dat het zou gebeuren.'Ik trrrek gewoon de deurrr achterrr mij dicht. Al. Klaarrr. Drrr hoeft niemand om mij te njengen.' De laatste jaren bracht ze door in een verzorgingstehuis, dat ze modern 'de nè- nèkcrèche' noemde. Ze vertoefde eerst op de laagste verdieping, waar de bewoners zich nog redelijk zelf kunnen verzorgen. Ze had toen een rollator, waarmee ze blokjes om liep, gewapend met haar paraplu om, indien nodig, van zich af te meppen. 'Dat heb ik afgekeken van De Wrekers'zei ze. Ze was geabonneerd op Trouw, niet omdat die krant misschien wel de beste krant van Nederland is, maar omdat hij 'het makkelijkst oprolbaar is tot een toeter', die ze aan haar oor zette, zodat wij onze vragen daarin kwijt konden. De jaarlijkse vraag:'Hoe oud bent u vandaag geworden, tante?' beantwoordde ze nog maar kort geleden met:'Al honderd jaar.'Via korte verblijven op de eerste en tweede etage, waar haar leven steeds moeizamer werd, verhuisde ze naar de derde etage, die ze a place of no return noemde. Toen ze nog praten kon tenmin ste. Toen ze de dingen nog de naam van de dingen kon geven. Maar hoever ze ook afgleed van zichzelf, ze bleef reageren op haar bijnaam 'Mevrouw Majoor'. Haar man, oom Didier, had ooit met veel wapen gekletter de rang van majoor verworven. Zij echter verkreeg haar titulatuur 'Mevrouw Majoor' simpelweg door met haar driftige voetjes te stampen en door haar directe omgeving te bestoken met haar niets ontziende commentaar. Mevrouw Majoor nam zich voor om het Indische leven voor haar familie in woorden om te zetten.'Schreeuw maar in mijn toeter watje horen wil', zei ze.'Zolang ik nog niet dood ben kan ik jullie vertellen.' En zo heeft ze mij voor ze op honderdjarige leeftijd overleed, het hoe, wat en waarom van de geheimzinnige mangatruc kunnen vertellen. 'Nou dan..'zei ze,'als je in Indië op zondagmorgen op een luie stoel in 16 moesson de voorgalerij zat met een handwerkje of een beetje duttend, dan hoorde je soms de klank van een soort doedelzak en plotseling kwam er een stoet Brits-Indische fakirs en magiërs, met joelende kinderen er achter aan het erf op en voor je het wist had je een compleet variété op de stoep. De aan voerder, een fakir met tulband was na veel getawar bereid om voor drie vooroorlogse guldens de mangatruc te vertonen. Ik weet nog precies hoe het begon. Wij moesten een grote, lege bloempot omgekeerd op de stoep plaatsen. Eén van de magiërs legde naast de bloempot een rauw ei uit de keu ken en hij sloeg erop met de vlakke hand: maar noch de hand, noch de stoep zat met eierdooier en nergens waren schilfertjes van de eierschaal te bekennen. Het vol gende ei werd naast de pot gelegd en stuk geslagen en het volgende en het volgende en alweer: nergens eierdooier en nergens eierschaal. Maar toen de bloempot werd omgedraaid, kropen er allemaal kuikentjes uit. Het krioelde van de kuikentjes en ook uit de zak van oom Majoor klonk plotseling gepiep en daar sprongen waarachtig ook kuikentjes uit. Hoe kan zoiets nou? Dat is toch je rein ste toverij? En toen deed die andere magiër voor onze ogen aarde in de bloempot. Ik mocht daarin een mangapit stoppen en daarna pakte de magiër een gieter en hij begoot de aarde terwijl hij onverstaanbare woorden prevelde. Toen spreidde hij over de pot een felgekleurde doek. Wij moesten in een kring eromheen gaan staan en ook oom Majoor, die ging zelfs in de houding staan. De magiër stak zijn handen vooruit en maakte golvende bewegingen boven de bloempot en langzaam zagen we de doek omhoog komen. En de magiër hield zijn ogen geslo ten en hij prevelde en hij prevelde en de doek rees hoger en hoger tot plotseling, met een ruk, de magiër de doek wegwierp en wij met onze eigen ogen konden zien dat daar een mangaboompje stond van een halve meter, een echt mangaboompje met tere, jonge blaadjes. En zelfs oom Majoor, die in het leger toch heel wat had meegemaakt, stond als een donderslag bij heldere hemel van onder tot boven paf.' (zie kortingsbon op pagina 4)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 16