Twee masi
uit de kunst
door Frans
Leidelmeijer
Frans Leidelmeijer
bespreekt iedere maand een kunst
object dat ontstaan is uit Europese en
Indische kruisbestuiving.
Deze twee maskerkoppen zijn van de bekende Nederlandse beeld
houwer Joseph Mendes da Costa (1863-1939).
Mendes da Costa raakte geïnspireerd door de Indonesische topeng, dat
houten masker betekent. De twee maskerkoppen zijn gemaakt van ge
glazuurd aardewerk. Dat ze afgeleid zijn van de topeng, is vooral te zien
aan de vorm en de blauwe rand vlakbij de haargrens. De vrouwenkop
heeft een serene uitdrukking op haar gezicht, terwijl het mannenmasker
een krijgshaftige uitdrukking op zijn gezicht heeft.
De bedoeling van een masker is om het gezicht en soms het lichaam van
de drager te bedekken, om de eigen persoonlijkheid te verbergen of die
van een ander aan te nemen. Het gebruik van maskers is al heel oud. In
de klassieke oudheid en bij de Egyptenaren gebruikte men maskers. Ze
werden eigenlijk overal in de wereld gebruikt, maar komen in bepaalde
streken vaker voor zoals Centraal- en Noord-Afrika, Amerika, Ceylon,
Japan, Indonesië, Melanesië en Tibet.
De afgebeelde maskerkoppen zijn gemaakt om aan de muur gehangen
te worden. Hun Indonesische voorbeelden daarentegen werden vooral
gebruikt bij de traditionele, klassieke dansen op Java. Zoals zo veel werk
van Mendes da Costa hebben de maskers een verheven symbolistische
betekenis.
De maskerkoppen zijn gemaakt rond 1900 en behoren stilistisch dan
ook tot de Nieuwe Kunst, de Nederlandse variant van de art nouveau.
Mendes gebruikte regelmatig Indonesische kunst als onderwerp voor
zijn beeldhouwkunst.
januari 2005 17