'De eischen des levens' De jonggestorven Beata van Helsdingen-Schoevers was dubbel geëmancipeerd: als vrouw en als Indische. Moesson-columniste Vilan van de Loo schreef een biografie van de journaliste en stelde een bloemlezing samen uit haar werk. Hieronder een ongepubliceerd fragment van een 'Damescauserie'. door Beata van Helsdingen-Schoevers Fragmenten uit een damescauserie, Soerabaiasch Handelsblad, zaterdag 2 januari 1920. Maar weinig is er in de wereld, dat niet voor geld te krijgen is - onder die héél enkele dingen is het gevoel, dat met den naam 'vriendschap' wordt aangeduid. Ouderwetsch - want wie spreekt er eigenlijk nog in onze taal van 'vriendschap'? Men houdt er vrienden op na, zeker, maar steeds met een preciseerend en diminueerend voorvoegsel: 'boemel-vrienden', 'fuif-vrien- den', 'zaken-vrienden' en dergelijken - de echte 'vrienden' zonder hoedanigheidbepa- ling zijn er welhaast niet meer... En al in het bijzonder niet in Indië. Men heeft hier geen tijd tot vriendschap - of iets anders. Het kan bijvoorbeeld ook wel zijn, dat de levensomstandigheden in de kolonie egoïstisch maken - hoe beter het een mensch gaat, hoe meer hij om zichzelf gaat denken! Een tropische 'vriendschap' trouwens is bijna nooit anders gebaseerd dan op gelijke belangen en bij de dames gaat het dus over huishoudelijke aangelegenheden, de lasten der kinderen, en behandeling van den echtgenoot... Men begint een 'vriendschap' gewoonlijk op den grondslag der wetenschap van het befaamde 'kleine winkeltje', waar de boter per vijf pond 'n kwartje goedkooper is dan elders. Men heeft een uitgangspunt, en went zich nu verder aan, vele ochtenduren en alle Vrijdagavonden op het terrasje voor de club samen door te brengen met soortge lijke gesprekken. Dat is onze Indische vrouwenvriend schap. En wij weten, dat heel de omgeving onze vriendschap roemt, en wij vinden elkander heel appreciabel, en de eene mevrouw zegt prijzend van de ander dat ze 'conversatie' heeft en zulke prettige! Op den een of anderen dag komt er een con flict over een onderhuurde naaister of zoo, - en dan na eenig booze-leitjes-gewissel, en een kwartier van hooge schrille stemmen geluiden, is het uit met de vriendschap, en den volgenden club-avond is de constellatie van de vriendinnen-groepjes anders... Voila tout. Dat is onze vriendschapsbeweging in a nutshell. Kan het haast anders? Hoe is het heele tropi sche menschdom niet steeds op jacht naar materieel voordeel! Wat heeft daar de echte vriendschap mee te maken? Die laat zich alleen fundeeren op inniger verwantschap, op zieleaanraking. Nergens ter wereld is zij dan ook dikgezaaid, maar toch is het wel kenmerkend, dat sommige karakters vele vrienden om zich heen weten te zamelen, en anderen, niettegenstaande hun superio riteit, vaak niet. Hiermede wil geen pleidooi gehouden zijn voor 'allemansvrienden' - al evenals bij de dieren, getuigen zulke eigenschappen bij den mensch van karakterloosheid, anders niets. Er zijn zoo van die menschen, meest vrouwen, die tegen iedereen even poezelig en aanhalig zijn, omdat ze graag door ie dereen 'lief gevonden worden - au fond zijn dit groote égoïsten, wijl haar vriendelijke gevoelens nergens anders toe strekken als om zichzelf een glorifiëerend epiltheon te bemachtigen, 't Is dan ook wel typisch op te merken, dat zulke vrouwtjes door iedereen 'schattig!', 'snoezig'! enzoovoort worden ge vonden, zonder een dieper gaande neiging op te wekken. Er zijn evenwel andere personen, die zonder transigeeren, en zonder eeuwig 'lief-doen' vriendschap ontvangen, waar zij maar gaan. Men kan veilig zeggen, dat dit de karakters zijn, die zich weten te 'geven'. In het Fran- sch bestaat daar zoo'n goede uitdrukkking voor: 'payer de sa personne', - zijn eigen per soonlijkheid uitwisselen, dat is het geheim. Werkelijk meeleven en meevoelen met zijn medemenschen - de eigenschap schijnt maar sporadisch voor te komen. Wel wordt er veel belangstelling geveinsd uit beroepsoogpunt, of uit een soort goedhartigheid - maar deze is het niet, die tot vriendschap leidt! De ziel is een uiterst fijngevoelig instrumentje, dat scherper opmerkt en subtieler reageert dan zelfs het hoog geprezen verstand. En de ziel voelt onmiddellijk, zij het onbewust, een afstand en een kloof, al zou zij ook niet logisch kun nen bewijzen waarom. Zij trekt zich terug, zelfs tegen alle verstandelijke redeneering in, en geeft zich niet. Daar vandaan komt het, dat vaak de meest superieure menschen niet in staat zijn om vriendschap op te wek ken. Wanneer men het zelf niet vermag te geven... Anderen zijn er, die dadelijk medeleven, die onmiddellijk voor u 'werken' - bij wie men echt menschelijke belangstelling voelt, en die hun sfeer niet enkel beperken tot hun eigen 'standing'. Trouwens, degene, die de feeën begiftigd hebben met een warm hart, kan zich onmogelijk storen aan rangen en standen, aan uiteenloopende gezindten en overtuigingen, noch laat hij zich door een menschenmaaksel als 'moraal' en 'zede' tegenhouden. Voor hem bestaat er maar één moraal: 'heeft men mij noodig?' slechts één zede: 'men is op de wereld om elkander het moeilijke leven licht en vriendelijk te maken, zooveel als men vermag.' En zulke menschen, wonderlijk! ontmoeten overal de vriendschap op hun pad, zelfs in Indië! Of misschien ware het beter gezegdjuist in Indië, want er is hier groot gebrek aan warmvoelende, toegewijde zielen. Men heeft het hier overal immers zoo druk - en er valt zooveel 'positie' op te houden. 'Positie' die zich om niets ter wereld prijs geeft, die meent haar roeping te vervullen in "afstand bewaren'. Mensen, die hun positie zoo hermetisch rond hun persoon lijkheid sluiten, zijn de blijde bezitters van heel weinig ziel - wat een groot gemak mag heeten. - Zij zien in heel de omgeving niet anders dan zich-zelf evenals een lichtbaak, als een vuurtoren. Natuurlijk hebben zij moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 34