Spiegel van de Indische poëzie
De nacht
De nacht
Vanuit de kampong komt de vreemde klacht
der sobere ingetogen feestmuziek,
en draagt voorbij ons op bewogen wiek
haar weemoed in den ademloozen nacht.
Zij drijft onder de sombere portiek
van het gebladerte en, - teruggebracht
telkens opnieuw tot de eigen droefheid, - tracht
zij 't hart te vangen, week en minneziek.
Diep in zijne onbevatbaarheid gezeten,
doorleven wij en ondergaan dit uur,
dat met ervaring en verbeelding spot.
Wij zoeken, zoeken te verstaan, - en weten
alleen de blinde wijsheid van het lot
rondom ons, - en rondom ons de natuur.
i
i
De dichter Jan Prins, pseudoniem van de marine-officier Christiaan Louis Schep (1876-
1948), beschrijft in een sonnet een mysterieuze tropennacht waarin de Europeaan wee
moedige muziek uit een nabijgelegen kampong hoort. Muziek die hij niet begrijpen kan.
maar die diepe indruk maakt. Muziek die ten slotte duidelijk maakt dat de luisterende
mens alleen is met het lot en de natuur. Dit gedicht uit 1916 is in 1932 uitgegeven in de
Indische gedichten van Jan Prins.
Samengesteld door Bert Paasman
en Peter van Zonneveld
moesson