ing niet! Vergeet de Elske de Vries (Surabaya^--— 3 juni 1979), studentTalen en Culturen van Zbidoost-Azië en Oceanië 3 juni 1979), Bangkok, 17 januari 2004 Een grote watermassa die alles en iedereen meesleept. Dat was het eerste beeld van de tsunami dat de wereld overging op tweede Kerst dag. De eerste berichten spraken van 'duizenden' doden, maar in de dagen daarna bleek al gauw dat dit aantal in de honderdduizenden zou gaan lopen. Thailand is een van de getroffen gebieden, en het toeval wilde dat ik enkele maanden voor de tsunami een ticket had gekocht naar dit land waar de meeste toeristen nu liever wegblijven. Omdat ik een jaar in Bangkok heb gestudeerd, Thaise vrienden heb en in het zuiden ben geweest, heb ik een speciale band met dit land. Al gauw ontstond het idee om samen met een paar vrienden die ook meer wilden doen dan alleen geld over maken, iets te doen, echt te helpen. We voelen ons allemaal om verschillende redenen betrokken bij Azië en zo ontstond het idee om de Stichting Nam-jai op te rich ten. We willen met een goed plan komen waarbij we mensen kunnen bereiken die hulp het beste kunnen gebruiken. We willen dan ook de meest kwetsbare groep helpen: kinderen. Simpelweg omdat zij de toekomst hebben. In Bangkok aangekomen blijkt dat drie weken na de gebeurtenis voor de meeste mensen het leven gewoon weer doorgaat. Het straatbeeld wordt hoofdzakelijk bepaald door de grote aantallen campagnepos ters voor de verkiezingen die volgende maand plaatsvinden. Ook op de tv moet de tsunami steeds vaker wijken voor de campagneleiders. Over het algemeen verloopt de hulpverlening hier goed. Goederen worden verzameld en naar het getroffen gebied gestuurd en zelfs de eerste tekenen van wederopbouw zijn al zichtbaar. De Thaise regering lijkt de situatie aardig onder controle te hebben en dat er ook veel geld beschikbaar is blijkt uit het feit dat premierThaksin de internationale gemeenschap heeft verzocht geen hulp naarThailand te sturen, maar naar landen die het harder nodig hebben. Een belangrijk punt wordt echter vergeten; de meeste hulp gaat naar de getroffen toeristencentra van Phuket en Phi Phi eiland, terwijl de rest lijkt te worden vergeten. Er zijn duizenden andere getroffenen buiten de toeristencentra, maar daar wordt in de media bijna geen aandacht aan besteed. Begrijpelijk voor een land dat voor een groot deel afhankelijk is van toerisme en dat nu probeert om toeristen ervan te overtuigen terug te komen naar het 'land van de glimlach'. Maar voor de mensen die nu buiten de boot dreigen te vallen is het des te treuriger. Met Nam-jai willen we juist die mensen een helpende hand bieden. In de zoektocht naar een geschikte lokale organisatie om mee samen te werken, kom ik al gauw bij mijn oude stageplaats terecht op de Foreign Correspondents Club of Thailand. Hier spreek ik met mensen die in het getroffen gebied zijn geweest en die met eigen ogen heb ben gezien hoe erg de situatie is. Ook hier wordt mijn vermoeden bevestigd dat voornamelijk de toeristische centra hulp krijgen en dat vele andere getroffenen aan hun lot worden overgelaten. Ik ben in gesprek met verschillende lokale en internationale organisaties die allemaal een project hebben lopen of gaan opstarten in het zuiden. Hier zitten ook projecten bij die helpen bij het opnieuw opbouwen van scholen, want ook deze zijn totaal verwoest. Gelukkig zijn wij niet de enigen die een project starten. Overal ont staan soortgelijke initiatieven. Deze zijn ook hard nodig. We willen dat niet alleen de toeristen weer met een gerust hart naar het zuiden van Thailand kunnen reizen. Belangrijker nog is dat de plaatselijke bevolking haar dagelijks leven weer op kan pakken. Meer informatie: www.namjai.org februari 2005 45

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 45