'Ik weet niet waarom onze ouders zo weinig vertelden over onze afstamming'
staan Indo-Afrikanen uit het voormalige Indië. Daniël Cordus houdt
contact met enkele families en fietst rond 1958 vanuit zijn woonplaats
Alblasserdam af en toe naar landgoed Bronbeek in Arnhem waar'oom'
Zeiler - die in Poerworedjo vlakbij het Afrikaanse Kamp woonde - in het
verzorgingstehuis voor oud-KNIL-militairen is opgenomen.'Destijds
was het tehuis een kleine klassenmaatschappij waar een onderoffi
cier als oom Zeiler weinig in te brengen had. Hij is sterk vereenzaamd
overleden'.
Zelf wordt de Indo-Afrikaan Cordus regelmatig door Nederlanders
aangezien voor Surinamer.'Ook kwam het voor dat Surinamers zelf
me aanspraken met Kondremanja waka? (- landgenoot, hoe gaat
het - CM), maar dan zei ik tegen hen dat ik uit Indonesië kom en
geen Sranantongo spreek. Ik zag de verbazing op hun gezichten'. De
Afrikaanse wortels blijven een mysterie. Evelien Cordus herinnert zich
dat haar tante Siena altijd met trots verwees naar Ethiopië als land
van herkomst.'Toen de troepen van Mussolini eind 1935 Abessinië bin
nenvielen waren er veel Indo-Afrikanen in Indië die riepen dat ze 'hun
keizer' Haile Selassie steunden. Het klonk aannemelijk, ik bedoel, hoe
konden we verifiëren waar onze voorouders vandaan komen
Dat mysterie is inmiddels opgelost, hoewel het lang geduurd heeft.
'Ik weet niet waarom mijn ouders zo weinig verteld hebben over onze
afstamming', reageert Daniël Cordus desgevraagd.'Het kan zijn dat
het onwetendheid was of dat ze het niet van belang vonden omdat
het al zo lang geleden is, maar toen mijn eigen kinderen opgroeiden
wilden zij het wel degelijk weten. Eén blik in de spiegel is voldoende:
ze zijn geen Indonesiërs, geen Indische Nederlanders, geen Surinamers
en eigenlijk ook geen Nederlanders'. Het vergeten hoofdstuk in de
Nederlandse geschiedenis is geleidelijk aan bekend geraakt. In 1985
maakt verslaggever-in-opleiding Gerri Eickhof een reportage over het
onderwerp. Hij beschrijft de geschiedenis als 'een complex, maar te
gelijkertijd afgerond verhaal'. Tijdens de bijeenkomst van de Indo-Afri
kaanse reünie dat jaar wordt de reportage gepresenteerd. Jaren later
blikt Eickhof, inmiddels verslaggever bij het NOS Journaal, terug op het
onderwerp:'In veel opzichten is het ook een triest verhaal, ik bedoel,
'wat de mens niet vermag een kwaad aan te richten aan anderen',
maar feit is dat het verhaal eindelijk verteld is. Ik heb grote bewonde
ring voor Daniël Cordus die deze geschiedenis in zijn eentje naar boven
gehaald en gereconstrueerd heeft'.
Het verhaal van de Afrikaanse soldaten krijgt landelijke bekendheid
wanneer journaliste Ineke van Kessel datzelfde jaar een interview
met Daniël Cordus publiceert. Als ze jaren later de journalistiek heeft
verwisseld voor de universiteit, besluit ze als wetenschappelijk mede
werker aan het Afrikaans Studie Centrum (ASC) het onderzoek van de
inmiddels gepensioneerde Silvia de Groot voort te zetten. In 1998 is ze
mede-organisator van het vijftigjarig jubileum van het ASC en nodigt
ze schrijver Arthur Japin uit om een lezing te houden over zijn roman
De Zwarte met het Witte Hart. Het verhaal over de Ashanti-prinsjes
Kwasi Boachi en Kwame Poku die als onderpand voor het wervingscon
tract naar Nederland zijn gestuurd om er een Europese opvoeding te
krijgen is in binnen- en buitenland een verkoopsucces en heeft de ge
schiedenis van de twee prinsen in samenhang met de illegale werving,
aan de vergetelheid ontrukt. Met de publicatie De Zwarte Hollanders:
Afrikaanse soldaten in Nederlands Indië rondt Ineke van Kessel haar
jarenlange onderzoek naar de geschiedenis van de Belanda hitam af.
Daniël Cordus zelfgaaf onvermoeibaar door met het contacteren van
nazaten. Het ledenbestand van de in 2002 opgerichte stichting Indo-
Afrikaans Kontakt telt een kleine vierhonderd namen, maar nog steeds
lopen er nazaten rond die onwetend zijn van hun Afrikaanse wortels.
Sommige nazaten die hij contacteert, willen daar echter niets van we
ten.'Het zij zo', merkt hij op.'Het gaat ons om het in stand houden van
de Indo-Afrikaanse mengcultuur, maar als er nazaten zijn die daar niet
in geïnteresseerd zijn, is het ook goed. Gelukkig komen er nog steeds
enthousiaste nazaten bij voor wie de afstamming een grote verrassing
is. Ze worden wel steeds witter', lacht hij.'Je ziet dat er van generatie
op generatie steeds meer vermenging met Nederlands bloed heeft
plaatsgevonden'.
De tastbare erfenis die overgeleverd is, is beperkt: er zijn archiefstuk
ken, militaire souvenirs in Museum Bronbeek, een zeldzame wayang-
pop van een Belanda hitam-soldaat in het Tropenmuseum, enkele
portretten van Afrikaanse soldaten door Isaac Israëls, familiefoto's uit
Poerworedjo, Ambarawa, Salatiga en Semarang - steden op Java waar
Indo-Afrikaanse families woonachtig waren - naast een enkele tropen
helm, een kris en een KNIL-zakboekje. Voor de meeste Indo-Afrikaanse
families geldt dat ze de nieuwe republiek Indonesië halsoverkop
hebben moeten verlaten met achterlating van hun eigendommen. Een
kleine pleister op de wond is het feit dat de huizen in het Afrikaanse
Kamp officieel aangekocht zijn door de nieuwe Indonesische bewoners.
Zo is er gemiddeld drieduizend roepia betaald voor een houten huis
en vijftienduizend roepia voor een stenen woning.'De bedragen zijn
een schijntje, maar het blijft opmerkelijk dat er voor de huizen die bij
het kadaster in Poerworedjo geregistreerd stonden keurig betaald is,
terwijl daarentegen alle woningen van Nederlandse en Indo-Europese
ingezetenen geconfisqueerd zijn zonder enige vorm van compensatie',
vertelt Daniël Cordus.
Inmiddels is de cirkel rond: de stamvaders van Daniël Cordus en
echtgenote Evelien Klink zijn allebei in 1837 vanuit Ghana naar Java
verscheept. Hoe hun Afrikaanse namen luiden is niet meer te achter
halen, want het spoor loopt dood in Ghana in de stamboeken staat
alleen de streek 'Ashanti' vermeld en niet het dorp van herkomst. Op
basis van de informatie in de archieven van het Succursaal Werfdepot
in Kumasi is een enkele keer via het dorp van herkomst de oorspron-
48 moesson