moment
Een voorgoed verloreT
J
estafettecolumn o Willem Nijholt
i
Geen spijt zo schrijnend als spijt om dingen
die je naliet te doen. Ik was tweeënveertig
jaar oud en na dertig jaar voor het eerst
terug in Indië. Dertig jaar lang als Hollander
leven had mij toch wel vervreemd van mijn
Indische'ik'.
Tot ik in de productie De Stille kracht terecht
kwam waarbij ook tientallen Indische men
sen betrokken waren. In de kale, altijd kille
televisiestudio's róók het opeens Indisch.
Klónk het Indisch. Vóelde het Indisch. Het was
daar Indië. En vóór de opnames waren afge
lopen had het voornemen zich in mijn hoofd
vastgezet eindelijk die reis te gaan maken.
In diezelfde periode kreeg ik een aanbieding
om een rol in een nieuwe televisieserie te
spelen, De Keris Pusaka,d\e in Indië gefilmd
zou worden. Toeval? Het was de schop onder
mijn pantat, die ik nodig had om terug te
gaan.
Ik ging tien dagen vóór de filmploeg uit om
eerst in ieder geval wat tijd voor mezelf te
hebben om weer te wennen aan de tropen.
De aankomst in de vroege avond op het vlieg
veld van Jakarta had me verpletterd vanaf
het moment dat ik de vliegtuigtrap afdaalde.
Die geur! Tropische avondgeur, die tjampoer
van zoete bloemen, specerijen en stof en vers
besproeid gras, meegedragen door wolken
rokok krètèk-rook, omarmde mij met zo'n
hevigheid dat het me bezwijmde.'Baboe Aya,
daar ben ik weer', zei ik hardop. Baboe Aya,
waar ik al zo'n dertig jaar niet meer aan had
gedacht en die nu als eerste mij omarmde,
mij tegen zich aan drukte. Het was haar geur,
haar warmte die ik op dat moment in me
opzoog en die me het gevoel gaf veilig'thuis'
te zijn. Hoe dikwijls was ik niet tegen haar
aangekropen; had ik haar lijf en geurals be
scherming en troost gezocht en had ze voor
me gezongen en me weer tot rust gewiegd?
Een paar dagen later.
Ik lag te lezen op het platje van een huur
huisje onder klapperbomen niet ver van
het strand. Heerlijk tien dagen weer Indisch
worden. Eten in de kampong. Alleen... zaten
er in het huisje naast mij ook Hollanders. Die
mij meteen hadden herkend en probeerden
'leuk contact'te maken, maar ik had ze koel
toegeknikt, draaide
mijn krossi malas
van hen af en dook
in mijn boek.
Na een poosje werd
ik uit mijn concen
tratie gehaald door
iets... iets wat ik niet
benoemen kon. Het
was de stilte. Een
stilte die stiller was
dan gewoonlijk leek
het wel. Alsof het
leven zélf stil stond
en de adem inhield.
Zelfs de altijd ritselende klapperboomblade
ren hielden zich koest. Geen vogel of ander
dier te horen ofte zien. En dan... plotseling de
geur van stof in mijn neusgaten. Als na het
sproeien van het erf... en ineens wist ik het:
Regen! Stortbui! Bandjir!
Van héél ver zal je het nu aan horen komen,
alsof wat er staat te gebeuren wordt doorge-
fluisterd van struik naar boom, van tak naar
blad. Dan zul je het gaan zién, alsof miljoenen
onzichtbare handen de bladeren aan bomen
en planten speels door elkaar woelen. Ja, nu
komt het! Eerst een zacht ritselen vanuit de
verte; geritsel dat zal overgaan in ruisen; ge
ruis dat dichterbij zal komen en zal overgaan
in geraas dat nóg dichterbij zal komen en
dan... dan zal hij naar beneden kletteren die
plotselinge tropische regenbui! Hij zal alles
wat groeit en leeft hier beneden met zijn
warme regenstralen schoon wassen. Bandjir!
Ineens ben ik weer't kind dat zich van zijn
moeder bij zo'n plotselinge stortbui in z'n
nakie en op blote voeten op het achtererf
mag laten nat kletteren; mag rennen en
spatten door de plassen die zich snel zullen
vormen; hoofd omhoog en mond wijd open
om de warme regen op te drinken, de regen
die als met miljarden vingertoppen op je huid
trommelt om je dan, als hij net zo plotseling
ophoudt als hij begon, schoongewassen aan
de zon zal overlaten.de zon die je al heeft
gedroogd nog vóór de laatste druppels in de
plassen zijn geplonsd en je voelt je als nieuw
en je wordt blij van het gegiechel van al die
3
CO
-V
u
Ck£
4-"
O
rappe waterstraaltjes die nog minutenJang
alle kanten uit zullen blijven stromen.
Ik sprong overeind om mijn shorts uit te
schoppen om me naakt in de bui te storten...
toen zag ik die Hollanders naar mij kijken,
naar die idiote Nijholt die daar kennelijk
aanstalten maakte om naakt de regen in te
rennen. 'Die is gestoord' zag ik ze denken.
En toen durfde ik niet meer. En ik haatte mij
zelf. Haatte het feit dat ik 'een bekend gezicht'
was en dus niet voor idioot versleten wilde
worden door een stelletje landgenoten die
vast om me zouden lachen en aan iedereen
in Holland zouden vertellen dat die Nijholt
een beetje gila was, want wie gaat er nou
als volwassen man helemaal in z'n eentje in
z'n blootje in een regenbui staan springen?!
Ik ben naar binnen gegaan en ik wist dat ik
nooit een tweede keer zo'n kans zou krijgen
om in opperste extase voor één keer weer
kind te kunnen zijn en dat alléén, omdat ik na
dertig jaar kennelijk al zo was verhollandst,
dat ik het kind in mij verloochende omdat ik
bang was voor wat 'de buren' er wel niet van
zouden denken.
Nóg schrijnt de spijt om dat voorgoed verlo
ren moment...
De uitgebreide versie van deze column is te
lezen op onze websitewww.moesson.com
Willem geeft het stokje door aan
Annemarie Heijligers.
juni 2005 9