Er was geen privacy; alles gebeurde in het bijzijn van anderen' Wies van Groningen: 'Het KNIL had een uniek karakter, vergeleken met andere koloniale legers. In welk opzicht? Fred Lanzing: 'Al in 1836 gaf het Indische leger officieel toestemming voor het huisvesten van vrouwen in de kazerne. Het is ook het enige westerse, koloniale leger geweest dat inheemsen tezamen postte, huisvestte en te velde inzette met Europeanen en dan ook nog samen met hun vrouwen. In de Franse en Engelse koloniale legers was daar geen sprake van. Overigens was die huisvesting tot ongeveer 1900 miserabel. In de kleinere posten van de Buitengewesten woonde en sliep men met z'n allen in dezelfde barak: inheemsen, Europeanen, alle landaarden, vrijgezellen, mannen met hun vrouw of njai. Het wemelde van de kinderen en de huisdieren. Er was geen privacy. Alles gebeurde in het bijzijn van anderen. Er waren slechte medische voorzieningen; er was veel onwetendheid over de oorzaken van ziektes zoals malaria, cholera en beri-beri. Veel soldaten leden aan tbc en geslachtsziekten.' Wies van Groningen: 'Discrimineerde men binnen het Indische leger?' Fred Lanzing:'Zeer zeker. Er waren grote verschillen in bejegening, sol dij, voeding en uitrusting, gebaseerd op ras of landaard. Ook in onder scheidingen. De hoogste onderscheiding voor Moed, Beleid en Trouw - de Militaire Willemsorde - werd lange tijd niet aan inlandse militairen uitgereikt. Moed en trouw konden nog wel gehonoreerd worden, maar dat ze met beleid iets zouden verrichten, was toch onvoorstelbaar. Maar ook de Flollandse fuselier werd in die periode gediscrimineerd. Met te weinig soldij en slechte voeding werd hij door het Indische leger voor zijn inspanningen beloond. Fiem werd de toegang tot restaurants geweigerd. Ook de inheemse bevolking keek op hem neer. Overigens, ook onderling, bijvoorbeeld tussen de verschillende landaarden, waren er uitgesproken vooroordelen.' Wies van Groningen: 'Een hardnekkige mythe is de associatie van het KNIL met de Ambonezen. Niet helemaal terecht, zegje.' Fred Lanzing:'In Ambon was de herinnering aan de VOC-tijd en het optreden van de VOC-legers nog levend. De eerste expeditie van het Indische leger vond plaats in 1817.Tegen Ambon. Daarbij werd de toon gezet voor een wijze van optreden die in de negentiende eeuw gewoon werd: oorlogvoering met de brandfakkel, vernieling van boomgaar den, tuinen en vee, en het afhakken van hoofden om die vervolgens in het openbaar ten toon te stellen. Dit vergrootte bij de Ambonezen bepaald niet de lust tot dienst nemen bij de Kompenie. In 1929 waren er vierduizend Ambonese soldaten in dienst tegenover dertienduizend Javanen.' Wies van Groningen: 'En dan was daar de oprichting van het Korps Marechaussee van Atjeh en Onderhorigheden te Velde; een ade quaat antwoord op de inheemse guerrilla, is 't niet?' Fred Lanzing: Aan het eind van de negentiende eeuw hadden de conditie en het moreel van het KNIL in Atjeh een dieptepunt bereikt. Men was er niet in geslaagd het verzet te breken. Erger nog, het verzet werd eerder aangemoedigd door de aanpak van het Indische leger. Een djaksa, een hulpofficier van justitie, kwam met een adequaat ant woord op het verzet van de rebellen: bestrijdt de Atjehers op Atjeehse wijze. Richt brigades militaire politie op, gekleed en bewapend als hun tegenstanders, en die op dezelfde wijze optreden. Onvermoed groeide dit 'politiekorps' uit tot een effectieve vechtmachine, een professioneel leger. Maar wreed, net zo wreed als hun tegenstanders. En met even veel Javanen als Ambonezen.' Wies van Groningen: 'Ie hebt goede herinneringen aan een kolo niale jeugd. De meeste spreken van goede herinneringen aan een Indische jeugd, Indische jaren, tempo doeloe. Waarom gebruik jij de woorden koloniale jeugd?' Fred Lanzing: 'Indië heeft mij een heerlijke jeugd bezorgd. Maar ook in Holland, waar ik in 1946 aankwam, had ik een zorgeloze middel bare schooljeugd. Ik kan nog steeds genieten van het wisselen van de seizoenen. Ondanks die heerlijke jeugd in Indië heb ik toch vaak momenten beleefd die mij het gevoel gaven: hier hoor ik niet bij.Toen ik na de oorlog groepjes pemoeda's voorbij zag marcheren met hun zwartflu welen petjes op 't hoofd, zwaaiend met roodwitte vlaggen, besefte ik: het is hun land. Het is mijn geboorteland, maar ik behoorde wel tot de Europese bovenlaag.' Wies van Groningen: 'Het koloniaal verleden wordt meestal af gedaan met de woorden: Dat moetje zien in het licht van die tijd. Daar kun je je ook achter verschuilen. Mijn Hollandse vriendin zei dat ze zich geen schuldgevoel liet aanpraten. Hoe moeten we met dat verleden omgaan? Nederlanders, Indische Nederlanders en Mo lukse Nederlanders, wij delen toch die koloniale geschiedenis? Fred Lanzing:'Hoe we dat verleden een plaats geven in onze geschiede nis, wordt duidelijk als we zien hoe weinig ruimte het heeft gekregen in de laatste boekenweek die als thema Vaderlandse geschiedenis had. Het lijkt wel alsof Nederland helemaal geen koloniën heeft gehad. Ook aan de grote immigratiegolven na de Tweede Wereldoorlog, de Indo's en later de Ambonezen, werd geen aandacht gegeven. Met een zekere gêne kijkt men in Nederland terug op het imperialis tisch optreden in de Indische archipel in de negentiende en twintigste eeuw. Ik doe daaraan niet mee. Ik voel er niets voor om mij daarvoorte schamen. En al helemaal niet om excuses of zo aan te bieden. Door het verleden te veroordelen, begrijp je er niets van. Met begrip bedoel ik niet goedpraten, versta mij wel. Maar wat wij toeschrijven aan het KNIL en aan het optreden van het leger gedurende de dekolonisatie, is wel de uitvoering van een beleid dat in Nederland bepaald werd. Men voerde die oorlogen omdat het daartoe de opdracht kreeg van het Nederlandse kabinet; zo was het en niet anders.' Soldaten van smaragd; De wereld van het KNIL door Fred Lanzing Augustus: 191 pagina's (paperback) ISBN 90 457 0223 1 Prijs: 17,50 juli 2005 49

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 49