■VAfT; dat onbegrip voortdurend aan de kaak te stellen. Naarmate ik ouder word, kom ik erachter dat mijn ouders alles afma ten aan de oorlog en dat ik er zelf ook een tik van hebt meegekregen. Die oorlog speelde in elke vezel van hun leven een rol. Na vijftien of twintig jaar kreeg mijn moeder een KZ-syndroom.Toen hield die oorlog helemaal niet meer op, maar werd die, vooral in de nachtelijke uren, herbeleefd. De oorlog was hier in huis. Het is heel vreemd: als er een oorlog heeft plaatsgevonden en jij bent daaraan ontsnapt, dan kun je je ouders niet begrijpen of helpen. Mijn ouders spraken een andere taal dan ik, ook al waren de woorden Nederlands. Daarom beweer ik dat ik niet Indisch ben, want ik heb de oorlog niet meegemaakt. Voor mij is de oorlog onlosmakelijk aan het Indische gekoppeld.Toen mijn ouders dezelfde leeftijd hadden als ik nu, waren zij oneindig veel ouder. Ze hadden in Indië al een heel leven achter de rug dat wreed werd verstoord door de Tweede Wereldoorlog.' 'Mijn vaders eigenlijke kwaliteit was het "achteruitdringen"! Hij was kampioen in het "achteruitdringen". Altijd en overal liet hij mensen voor gaan, tot grote ergernis van ons' (Familiefeest, 52) 'De volgende herinnering: Ik ben een jaar of negen, tien. Ik loop met mijn vader bij de Munt. Daar had je toen langs de kant van de weg een grote grijze politieverkeerstoren met een luidspreker. In die verkeerstoren zat een agent het verkeer te regelen. Op een gegeven moment grijpt mijn vader me stevig bij de hand en we steken de Munt over. Onmiddellijk hoor ik vanuit de hemel een ijzingwekkende metalen stem gebieden: "Wil die Indische mijnheer met dat kleine jongetje terugkeren en bij het stoplicht oversteken! Die Indische mijnheer met dat kleine jongetje! Terugkeren en bij het stoplicht oversteken! Mijn vader pakt mij nog steviger vast en stapt ferm door. Weer die stem. "Die Indische mijnheer met die grijze jas en die alpinopet op, met dat kleine jongetje! Terugkeren naar het stoplicht!" "Pap... Papa,"piep ik langs zijn arm naar hem op kijkend, "dat zijn wij... die agent bedoelt ons... pap." Mijn vader loopt gewoon door en zegt tegen mij: "Ik ben geen Indi sche mijnheer. Ik ben Nederlander." (Familiefeest, 33) hoek in de Jacob Obrechtstraat. Daar werd ik geboren. Toen ik drie was, zijn ze naar het huis waar ik nu woon verhuisd en hier zijn ze bijna een halve eeuw gebleven. Mijn Hollandse oma noemde haar schoonzoon wel "die jongen uit de kampong". Je begrijpt dat de verhouding tussen mijn vader en oma nooit heel goed is geweest. Toch moeten ze heel blij geweest zijn met hem, want mijn vader heeft in de avonduren zijn rechtenstudie voltooid en kreeg een goede betrekking bij De Neder landse Bank. Hij maakte carrière, maar ik geloof niet dat hij zijn werk nou heel leuk vond. Hij leefde pas na vijf uur.' 'Ik weet nooit wat typisch Indisch is. Ik ken de boeken wel, hoor, van collega-auteurs, maar daarin kom ik altijd de clichézaken tegen. Wij hadden hier ook flessen op de wc. Dat zijn gebruiken en dat vind ik niet typisch Indisch. Nee, het bijna obsessionele aanpassen van mijn ouders. En dan niet aanpassen met de bedoeling om iets uitzonderlijks te betekenen, maar om letterlijk in deze maatschappij op te gaan. Om niet op te vallen en erin te verdwijnen. Het bewonderen van de monarchie waar ik me van jongs af aan tegen verzet heb. Het bezoeken van de Afsluitdijk en de Deltawerken omdat Nederland "iets groots had verricht".' 'Ik mis mijn ouders. Sinds de dood van Theo van Gogh ben ik ineens in hetzelfde schuitje als zij terechtgekomen en daar zou ik best met ze over willen praten. Er zijn veel dingen die ik nu veel beter begrijp. Hun verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van de buitenwereld bijvoor beeld. Ook ik kan geen normaal leven meer leiden, terwijl ik dat best graag wil. Maar ik wil de dood van Theo niet verraden. Er zijn mensen in mijn omgeving die dat wel doen. Zijn dood is een volstrekt zinloze aangelegenheid geweest, maar ik wil er betekenis aan geven. De oorlog, de bersiap, de onafhankelijkheid en repatriëring heb ben invloed gehad op mijn ouders. Mijn vader heeft gezegd: Ach, ze begrijpen hier niet wat er met ons is gebeurd. Dat merk ik nu ook. De regering begrijpt niet echt wat er gebeurd is, want zij doet niks. Mijn vader heeft dat opgelost door zo veel mogelijk zijn eigen leventje te leiden, geruisloos van negen tot vijf, en na vijven te doen wat hij dan belangrijk vond: boeken lezen, nadenken. Mijn vader had zich terug getrokken uit de wereld. Wat er in de oorlog gebeurd is, kon mijn vader niet begrijpen. Hij probeerde er min of meer een filosofische positie tegenover aan te nemen. Dat is hem ook wel voor een groot gedeelte gelukt. De consequentie was alleen dat hij zich nergens mee bemoeide. Daar wilde ik juist voor waken. Ik wilde juist meedoen aan het debat. Dat heb ik ook gedaan en dat zal ik blijven doen.' 'Nederland begreep onze oorlog niet. Daar waren mijn ouders wel droevig over, maar tegelijkertijd zagen ze in dat het geen zin had om Werk van Theodor Holman is verschenen bij uitgeverij Mets en uitgeverij Nijgh en Van Ditmar. 14 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 14