Jan Banning Jan Banning studeerde geschiedenis en is fotograaf. Hij maakte onder andere de boeken Pulang, Terug naar Maluku (Amsterdam, 1997) en Sporen van oorlog, Overlevenden van de Birma- en de Pa kan ba roe-spoorweg (Utrecht, 2003). Dat laatste boek verschijnt op 15 augustus in Engelse vertaling onder de titel Traces of War, Survivors of the Burma and Sumatra Railways bij Trolley Books, Londen (ISBN 1-904563-46-5). Voor dit artikeljmaakte hij gebruik van informatie van drs.T. Kra mer, al jarenlang freelance consultant op het gebied van mensen rechten, ontwikkeling en politiek in Birma. bonden. Jaren van burgeroorlog, onderdrukking en economisch wanbe leid brachten Birma,eens het meest ontwikkelde en welvarende land in de regio, aan de rand van de afgrond. In 1988 leidde dit tot grootschalige protesten. Miljoenen mensen in het hele land gingen de straat op en eis ten democratisering en het aftreden van de militaire junta. Het Birmese leger sloeg de beweging bloedig neer; soldaten openden het vuur op de ongewapende betogers waarbij duizenden doden vielen. Onder internationale druk schreven de militaire machthebbers in 1990 verkiezingen uit.Tot hun grote verrassing en ondanks hun saboterende maatregelen won de Nationale Liga voor Democratie (NLD) meer dan tachtig procent van de zetels. Deze partij werd geleid door Aung San Suu Kyi, winnares van de Nobelprijs voor de Vrede in 1991. Het leger weigert echter tot op de dag van vandaag de macht over te dragen en veel leden van de NLD zitten in de gevangenis. Na een machtsstrijd binnen de junta, afgelopen najaar, lijken de hard liners de overhand te hebben gekregen. Zeker tien leiders van etnische minderheden zijn gearresteerd. Aung San Suu Kyi werd opnieuw onder huisarrest geplaatst,'voor haar eigen veiligheid', en contact met de bui tenwereld is nu vrijwel geheel onmogelijk gemaakt. Voor buitenlandse hulporganisaties is het nog moeilijker geworden om in Birma te werken. Schendingen van mensenrechten In de armoedige grensgebieden duurt de oorlog nog steeds voort, eigenlijk niet erg anders dan in de jaren 1942-1945. In haar strijd tegen de Karen National Union en andere minderheden schendt het Birmese leger, net zoals destijds het Japanse, op grote schaal de mensenrechten. In de beruchtefour-cuts campaign probeert het Birmese leger de banden tussen de rebellen en de burgerbevolking te breken en zo hun rekrute ring, financiering, voedselvoorziening en informatievergaring onmoge lijk te maken. Dit gaat gepaard met massale gedwongen verhuizingen, verkrachtingen, martelingen en standrechtelijke executies. Verder maakt het Birmese leger op grote schaal gebruik van dwangarbeid. Burgers worden ingezet als drager voor het leger. Weken- en soms maandenlang moeten zij met gevaar voor hun leven voedsel, wapens en munitie naar het front dragen. Het verhaal van Ko Ko Lat staat dan ook niet op zichzelf. Er zijn meer dan 140.000 Karen de grens over gevlucht naar Thailand. Daar worden zij opgevangen in vluchtelingenkampen langs de grens. Buitenlandse hulp organisaties, waaronder Nederlandse, voorzien hen van eten, onderdak en medische hulp. Onder andere met steun van de Nederlandse regering en de Europese Unie. Ook in centraal Birma maakt de junta gebruik van dwangarbeid: dui zenden mannen, vrouwen en kinderen zijn geronseld om te werken aan wegen, dammen en -jawel - spoorlijnen! Voor de straatarme bevolking van Birma is dit een zware belasting. De meeste mensen in Birma leven al op een bestaansminimum en één dag dwangarbeid betekent één dag geen inkomen. Daarom sturen ouders vaak in hun plaats kinderen om aan de eisen van het leger te voldoen. Internationale druk In 1997 verboden de Verenigde Staten verdere investeringen in Birma. De Europese Unie weigert juntaleden en militaire functionarissen de toegang tot Europa en heeft een wapenembargo ingesteld. In 2004 heeft de EU ook een verbod ingesteld op het aangaan van economische samenwerking met een groot aantal Birmese staatsbedrijven - die feitelijk in handen van de militairen zijn. In 1998 concludeerde de Inter national Labour Organisation van de Verenigde Naties, de ILO, dat het Birmese regime op grote schaal en systematische wijze gebruikt maakt van dwangarbeid: een misdaad tegen de menselijkheid. De ILO heeft inmiddels alle landen opgeroepen de investeringen die op enige wijze profiteren van dwangarbeid, bijvoorbeeld aan de Birmese infrastructuur, te beëindigen. Wie weet zal internationale druk ooit een einde maken aan dictatuur en dwangarbeid in Birma en het begin inluiden van een betere toekomst voor de bewoners van het gebied van de Birma-spoorweg. Maar van het Comité Herdenking Birma-Siam Spoorweg hebben vroegere bondgeno ten als de Karen, maar ook de bewoners van centraal Birma, in elk geval niets te verwachten: dat heet de officiële vertegenwoordiger van deze dictatuur van harte welkom. Reactie van het Comité Herdenking Birma-Siam Spoorweg Het artikel gelezen hebbende, moet ik eerlijkheidshalve bekennen dat ik zeer onder de indruk ben van de inhoud. De cv van de heer Banning in acht genomen, ga ik ervan uit dat hij zijn beweringen historisch kan staven. Ik prijs mij gelukkig dat wij in een democratisch land leven waar ieder een in zekere zin het recht heeft van vrije meningsuiting. En dat in dit onderhavige geval dit ook geldt voor de heer Banning. Wat ik betreur, is dat hij in zijn artikel iets zegt van het Comité zonder zich vooraf te informeren over wat de beweegredenen zijn van het Co mité om de consul-generaal van Myanmar ook bij de herdenking uit te nodigen. Wellicht zou zijn commentaar- mogelijk - iets meer genuan ceerd zijn geweest. Immers, de consul-generaal van Myanmar vertegen woordigt niet het regime, maar de bevolking. Rick Drijsen, voorzitter 38 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 38