Jettie van Asdonck over de oorlog en bersiap:
Jettie van Asdonck (Malang, 1926) was vijftien jaar toen de oorlog in Indië uitbrak.
Ze werd één van de circa 172.000 buitenkampers die zich in Indië moesten zien te
redden. Voor Jettie begon de afschuwelijkste periode uit haar leven juist na 15 au
gustus 1945, met de wreedheden van de bersiap.
'Ik weet niet
waarom ik er nooit
over heb verteld'
Een terugblik. Het is 1972. Jettie van Asdonck reist voor het eerst
terug naar Indonesië. Het gezelschap komt aan op vliegveld Kemajo-
ran en de kruiers komen op hen aflopen.'Ik kon geen stap meer doen.
Ze moesten mij duwen om vooruit te komen. Ik zag die pemoeda's
van vroeger weer op mij af komen. Een reisgenoot zei: Jet, ze willen
alleen je koffers dragen... Daarna ging het wel weer. Maar ik zal mij in
Indonesië nooit meer veilig voelen.'
Jettie's jeugd werd getekend door het verlies van haar moeder toen ze
vijfjaar oud was. Het gezin verbleef in Amsterdam, zodat de oudste
zoon in Nederland zijn diploma kon halen. Alleen de twee oudste kin
deren zijn erbij als moeder ineens niet goed wordt en vrijwel onmid
dellijk overlijdt. Ze doen hun best dit voor de jongsten te verbergen,
maar toch staan de beelden van die dag op Jettie's netvlies gebrand.
'De hulp van mijn moeder ging met mij naar buiten, een stukje wan
delen. Maar ik zag nog net dat de kist in de lijkkoets werd geschoven
en dat die wegreed. Dat moment is mij altijd bijgebleven, daarna zag
ik immers mijn moeder niet meer.'
Door hun harde vader is het gemis van de moeder extra voelbaar; de
negen kinderen proberen elkaar op te vangen.
augustus 2005 47