Bezetting Wanneer Japan Java bezet, is Jettie vijftien en zit ze op de mulo. Als haar vader in Cheribon wordt geïnterneerd, vertrekt ze naar haar ou dere zus Lieke op de onderneming Djatibarang. 'Ik mocht mijn vader één keer in de maand eten brengen. In Cheribon kon ik dan bij mijn pleegouders logeren. Ik miste mijn moeder namelijk zo, dat ik achter elke moederfiguur aan liep. De familie Breukers is aldus mijn tweede familie geworden. Zij zeiden: kom toch hier wonen, het wordt steeds gevaarlijker en je moet zover reizen, blijf toch bij ons. Ik besloot te blijven; na twee weken hoorde ik dat Lieke en de hele bubs op Djatibarang waren geïnterneerd.' 'De familie Breukers woonde in een groot, oud Indisch huis met grote voortuin. Het lag aan Kedjaksaan, naast het gemeentekantoor, vlak achter het station. En het was koken, koken, koken. De oudere dames waren de hele dag aan het koken, 's Middags kwamen mensen aan de deur om het te kopen. Mijn pleegvader werd niet geïnterneerd, want hij werkte bij de Staats Spoorwegen en de Japanners hadden het spoor nodig. Dus er kwam wel wat geld binnen. Het was rustig in Cheribon, van vervelende dingen hadden we geen last. Later zijn we door de Japanners uit dit huis gezet en zijn we ingetrokken bij de familie Levers.' Als Jettie's vader na anderhalfjaar wordt overgeplaatst naar Ngawi, besluit Jettie naar haar zus Noor te vertrekken in Batavia. Ook al zijn de Breukers schatten van mensen, Jettie voelt zich toch een beetje be zwaard dat ze al zolang van hun gastvrijheid gebruik maakt. Een paar weken na Jettie's vertrek wordt de familie Breukers geïnterneerd. Het zal niet de laatste keer zijn dat ze het geluk heeft op tijd weg te zijn. Batavia 'Noor woonde in een klein huisje, samen met haar vriendin Floor Evers. Noor werkte bij Au Bon Marché, want ze kon heel goed naaien. Floor deed aan tjatoet, zwarte handel. Eerst hielp ik Floor. Het was leuk met haar, want ze was voor niets of niemand bang. We gingen overal langs de deur om spulletjes te verkopen. Soms hadden we parfum en dat verkochten we bij het bordeel van de Jap. Dat was een mevrouw die apart woonde. Aan haar verkochten we erg veel.' 'We deden dat op de fiets. Floor had een bak achterop de fiets en daar had ze stopflessen in. Ze had ook een stopfles met suikertjes. Maar wat ik niet wist, was dat ze onder die stopfles ook medicijnen had. En juist die dag kwam er een Jap die haar spullen wilde controleren. Ze stopte een suikertje in haar mond en zei: neem ook maar. Hij proefde en liet ons doorrijden. Daarna liet ze me de medicijnen zien. Ik schrok. Mijn hemel nog aan toe! Maar ze zei: Ach we zijn er toch goed doorheen gekomen, ze praatte er helemaal overheen. Ze heeft het nooit meer geprobeerd. Als de Japanners je pakten met medicijnen dan gebeurde er iets verschrikkelijks. Wat ze precies deden dat wist je niet, maar het was verschrikkelijk.' 'Op een dag fietste ik alleen van Pasar Baroe, het was al tegen zessen. Vlak bij mijn huis kwam er ineens een Japanner naast me rijden op zo'n houten fiets. Hij kwam hoe langer hoe dichter naast mij rijden. Hij duwde me van de weg af. Ik dacht: nu ben ik verloren. Maar ineens reed er een auto van achter ons en die sneed ons zó de weg af. Er stapte een Japanse officier uit. Hij stapte op die Japanner af, haalde zijn epaulet ten van zijn uniform en pakte zijn sabel.Tegen mij gebaarde hij: ga! De soldaten mochten geen vrouwen lastig vallen, daar waren de bordelen 48 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 48