'Men kan van nationaliteit veranderen, men kan niet van traditie veranderen' sië. Driemaal gaat ze naar het belegerde en geïsoleerde Djokjakarta, het hoofdkwartier van de Republikeinen. De eerste keer bezoekt ze het congres van de socialistische partij van Sjahrir, waar ze woedende Indo nesische socialisten ontmoet die hun politieke geestverwanten in de PvdA van verraad beschuldigen vanwege hun opstelling in het conflict. Bij een volgend bezoek aan deze Indonesische stad doet ze verslag van haar ontmoeting met studenten en officieren van het TNI (het leger van de Republiek). Zoals wel vaker ontkomt Beb daarbij niet aan romantisch pathos. Ze merkt op dat de jonge strijders maandenlang in de gedachte hebben geleefd te moeten sterven. Erger dan het fysieke ongemak is, zo delen ze Beb mee, hun geestelijk isolement. Ze vragen haar naar Hol landse gedichten en hopen dat de culturele samenwerking met Neder land op korte termijn hersteld zal worden. Beb durft niet mee te hopen omdat ze alleen maar koloniaal denkende mensen om zich heen ziet. In Nederlands-lndië werkt ze mee aan Inzicht, een vermoedelijk door het Republikeinse Ministerie van Voorlichting op initiatief van Sjahrir tot stand gekomen cultureel blad. Hierin verschijnen geen artikelen met een politieke strekking maar voorpublicaties van haar in 1947 uitgekomen boek Het hout van Bara. Warga negara Na de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 staan de bewoners van Nederlands-lndië met de status van Europeaan voor een dilemma: blijven zij in het onafhankelijke Indonesië of vertrekken zij naar het moe derland? Voor het Indo-europese bevolkingsdeel met haar dualistische positie en houding in de Indonesische samenleving zal de keuze moeilijk zijn geweest. Voor Beb, zelf een in Nederland geboren en opgevoede Indo-europese, niet. Zij en haar man opteren voor het Indonesisch staatsburgerschap; zij worden warga negara. De eerste jaren in het vrije Indonesië blijft Beb haar rol van Republikeins ambassadrice in de Nederlandse pers vervullen. Dat komt vooral tot uit drukking in artikelen voor De vlam en De groene Amsterdammer, waarin ze verslag doet van de in april 1950 uitgebroken opstand op de Moluk- ken.de eilandengroep die zij vanwege haar verblijf op Boeroe van 1933 tot 1940 zo goed kent. Zonder een spoor van twijfel kiest ze stelling te gen de RMS, in haar ogen vooral gedragen door rode en groene baretten uit het beruchte bataljon van kapitein Westerling die de bevoorrechte positie van het christelijke bevolkingsdeel willen behouden. Voor Indonesia Raya, een Sjahrir-krant onder leiding van Mochtar Loebis, verzorgt ze lange reportages van haar reizen langs de rivier de Kapuas in Borneo (augustus - september 1951) en door de Molukken (december 1951 - januari 1952). Ze laat zien hoe de jonge staat enthousiast aan de opbouw werkt. Ze heeft weliswaar kritiek op zaken, zoals het bureaucra tisch centralisme uit Jakarta, maar de toon blijft mild. Nooit was ze zo scherp als jegens de koloniale overheid. Soekarno Tijdens de reis door de Molukken, die ze een jaar daarvoor na het neer slaan van de RMS-opstand als gast van het Rode Kruis ook al heeft be zocht, maakt ze deel uit van een groep verslaggevers die door Soekarno uitgenodigd is hem te begeleiden op zijn reis door de archipel. Enthousi ast meldt ze de lezer welke overweldigende ontvangst de president ten deel valt; heel de Molukken lijken zich nu te scharen achter de Republiek. De enige dissonant in Bebs ogen is dat voormalige sympathisanten van de RMS nu Soekarno met alle égards rondleiden. Beb valt bij Soekarno zo goed in de smaak dat ze met een Indonesische collega wordt uitgeno digd om hem te vergezellen tijdens een vakantie op Bali. Een paar jaar later is haar enthousiasme voor de president geheel bekoeld. Soekarno zoekt in de jaren vijftig steeds meer steun bij de com munistische PNI en zijn regime krijgt steeds repressievere trekken. Voor mannen van Sjahrirs partij die zijn beleid bekritiseren worden gevangen gezet of gaan in ballingschap. De president bespeelt steeds meerde nationalistische sentimenten door Nederland fel te attaqueren over zijn aanhoudende aanwezigheid in Nieuw-Guinea, overigens vanaf de onaf hankelijkheid in Indonesische ogen al een steen des aanstoots. Eind 1957 worden Nederlandse bedrijven bezet. Door het uitbreken van opstanden op Celebes en Sumatra neemt de chaos in het land verder toe. In de eer ste helft van 1958 repatrieert de helft van de Nederlandse gemeenschap naar het moederland, de andere helft volgt spoedig daarna. Ook Beb vertrekt. Over de achtergronden en motieven voor haar vertrek bestaat een lange brief die in één lange ademtocht lijkt te zijn geschre ven. Ze is één en al emotie en woede, de gemoedstoestand die vaak de mooiste en beste brieven oplevert. Ze kan niet meer leven in Indonesië omdat ze moet 'zwijgen', waardoor ze niet meer kan voldoen aan het levenscredo van de door haar bewonderde dichter Hendrik Marsman: 'Rechtop staan als een recht man op een recht schip'. De brief toont Beb ook in haar ambivalentie jegens Indonesië. In een dis cussie met de dichter en wetenschapper Han Resink die besloten heeft te blijven, is ze zich goed bewust geworden van haar wortels en haar positie als westerling in de Indonesische maatschappij:'Men kan van nationaliteit veranderen, men kan niet van traditie veranderen. Han en ik verschillen zeer veel en wij hebben het dikwijs met elkaar aan de stok gehad, maar wij werden toch altijd weer naar elkaar toe gedreven. Wij kunnen beiden van Indonesië zeggen: Ons Vaderland, maar van het Indonesisch kunnen wij niet zeggen: Onze Taal of de Indonesische litera tuur Onze literatuur'. Een uitspraak die de deelnemers aan het multicul turele debat zich ter harte kunnen nemen. Tot haar dood in 1991 zal ze Indonesisch staatsburger blijven. Bert Scova Righini (1949) is publicist. Vorig jaar promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Beb Vuijk; Een leven in twee vaderlanden. In december verschijnt de gelijknamige biografie van Beb Vuijk bij het KITLV. oktober 2005 49

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 49