Vorig jaar verscheen de tweede
bundel van Tjaal Aeckerlin en Rick
Schoonenberg 'Neffer Karnbek'. Voor
de verhalen trokken ze naar Indische
verzorgingshuizen en interviewden
ze de bewoners. De titel verwijst naar
de periode ig45 tot eind jaren vijftig.
De periode waarin de Indische Ne
derlanders vertrokken uit Indonesië.
'Neffer Karnbek' is het tweede deel
van het project Katanja...
Foto: KIT Tropenmuseum, Amsterdam
TJAAL AECKERUN EN RICK SCHOONENBERG O
...Een paar weken voor ons vertrek probeerden we zelf nog spulletjes
aan de man te brengen. De kledingkast, een gouden armbandje en
een waterpomp. Maar overal waar we kwamen, boden de opkopers
ver onder de prijs. Ze wisten dat we binnenkort zouden vertrekken en
hoopten op een goede slag.
Admani, een Indonesische kameraad van mijn man, bood uitkomst.
Hij zorgde er ook voor dat ons huisje in Djatinegara op naam van
mijn broertje werd gesteld. Deze was getrouwd met een Indonesi
sche vrouw en bezat het Indonesische staatsburgerschap. Binnen een
dag lagen de papieren er. Waren we zelf gegaan dan zouden de amb
tenaren waarschijnlijk de omzetting vertraagd hebben. Ze hadden
ons vertrek afgewacht waarna de woning een andere bestemming
zou vinden. De fiets, het bed en ander huisraad verdeelden we onder
familieleden en vrienden.
We konden drie kisten meenemen die we voornamelijk vulden met kle
ding, schoeisel en foto's. De overtocht voor drie personen werd betaald
met een rijksvoorschot. De visum's waren inmiddels in ons bezit.
In Djatinegara voelden we ons niet meer veilig. Mensen van buiten
de wijk hadden ons een aantal keer bedreigd. Ze maakten ons vooral
bang en woedend tegelijk met verhalen dat ze ons dochtertje iets
zouden aandoen. In plat Djakartaans zette ik ze op hun nummer
bijgestaan door buurtgenoten die op een meer tactische wijze de
herrieschoppers verjoegen. Nadat vlak achter ons een Chinese hande
laar in een juten zak was gevonden, besloten we te vertrekken. Alleen
intimi brachten we van ons beslissing op de hoogte.'Laat kwaadwil
ligen er geen weet van krijgen,' zei mijn man.
In Tandjoeng Priok deed een groepje wegbrengers ons uitgeleide.
Toen de Italiaanse boot zich losmaakte, zwaaide ik naar ze en de
tranen sprongen in mijn ogen. Al die andere honderden passagiers
overkwam hetzelfde. Ze huilden van binnen of je hoorde ze openlijk
hartverscheurend snikken, ledereen vroeg zich gelijktijdig af: Kom ik
hier ooit nog terug?
De reis voer via Singapore naar de straat van Malakka. Van daaruit
in volle zee in de richting van het Afrikaanse contingent. In Aden
kwamen kooplui met souvenirs aan boord en toen we door het
Suezkanaal voeren werd het schip al varende door kleine boten van
voorraden voorzien. Na Port Said en Piraeus legden we aan in Genua.
Vanuit Genua treinden we, begin maart, naar Weert waar we al
blauwbekkend in gereedstaande bussen richting Budel stapten. In
het gewezen legerkamp ontvingen we kleding. Van sjaals tot winter
jassen en van mutsen tot stevige schoenen.
Ons eerste contractpension lag in Naarden. Er zouden nog vele
volgen, omdat mijn man maar geen baan vond. Na een carrière als
fiessenspeler en bijrijder vond hij eindelijk rust in de horeca. Mijn
dochtertje vergaapte zich in de eerste weken aan de treurige, zieke
bomen zonder bladerdek...
Troelie, Budel igs8
18
moesson