Bena en Frans Donse
r/a/t
In een tijd waarin één op de drie huwelijken strandt, is het een
verademing om bij Frans en Bena Donse over de vloer te komen. Zij
hebben al 56 jaar lief en leed gedeeld en zijn nog steeds gelukkig
met elkaar.'Maar eens moet dat onherroepelijke moment komen.
We zijn al tachtig.' Over liefde en angst voor eenzaamheid.
'Alles is vanzelf gegaan,'vertelt Frans Donse over de liefde van zijn leven.
'We hebben nooit ruzie gehad over wie nu de afwas doet of de bood
schappen. Als vanzelfsprekend neemt ieder de taak van de ander over.
Onze binding is heel sterk. Eén keer in de twee weken gaat Bena drie
uurtjes sjoelen. Breng ik haar weg, kom ik terug in een leeg huis, dan
raak ik gelijk al in paniek. Wat moet ik als Bena er niet meer zou zijn? We
doen alles samen. Kijken hand in hand naar de Bolden Beautiful.'
Ik ben op bezoek bij Frans en Bena Donse, beiden in 1926 in Batavia
geboren. In hun Haagse flat vertelt Frans dat hij een zalige jeugd heeft
gehad:'We hebben wel slaag gehad, maar dat kreeg iedereen. Ik was
niet zoet. Mijn moeder kocht op Pasar Gambir een rotan wandelstok
die achter de deur gehangen werd. Het uiteinde gespleten.'
Bena:'Sadistisch hè?'
Frans: 'Het waren anderen tijden. Als we iets stouts hadden gedaan,
sloot mijn moeder m'n zusje en mij in de goedang op. Daar was allerlei
ongedierte. We maakten dan een hoop kabaal. Door de spleetjes zagen
we m'n moeder aankomen met de rotan. Als ze de deur opendeed, pro
beerden we snel langs haar weg te glippen, maar het stokje was altijd
sneller. Floep! Maar ik heb daar geen hard feelings over.'
Bena:'Ook ik heb een fijne jeugd gehad. Ik werd altijd vertroeteld, want
ik was een nakomeling.'
Frans:'De toestand is niet veel veranderd: ze wordt nog steeds vertroeteld!'
Eenzaamheid
Bena vertelt dat Frans steeds minder tegen alleenzijn kan naarmate hij
ouder wordt.
Frans:'Misschien heb ik dat wel aan het kamp overgehouden. Maar ik ga
niet naar een psycholoog of psychiater. De nare ervaringen leken lang
zaam te zijn weggesleten, maar op latere leeftijd voel ik ze terugkomen.'
Frans heeft driejaar in het interneringskamp Tjikoedapateuh bij Ban
doeng doorgebracht.'Honger,'vertelt hij,'was het hoofdprobleem. Voor
de doden werd je al gauw immuun. Een dieptepunt tijdens mijn inter
nering was toen de zogenaamde DD-groep weg mocht. Ik herinner me
het gevoel van eenzaamheid toen ik ze nakeek. Ik zie ze nog bij de deur
staan met hun boentoelans en vervolgens weglopen. Ja, een immens
gevoel van eenzaamheid overviel me, ook al zat ik daar met duizenden
anderen vast. Hoe lang nog?, vroeg je je af. Soms moesten we lopen op
straat, terwijl je haast niet meer kon van de honger. De kwelling als je
moesson