Van de lezer c brieven Brieven LEESTROMMEL (i) Ik ben in 1919 in Soerabaja geboren en heb daar acht jaar gewoond. Mijn ouders waren geabonneerd op een leestrommel: een houten kistje met een oppervlakte iets groter dan een groot tijdschrift en een diepte van 8 a 10 cm. In onze trommel zaten onder andere Het leven, De Lach, De Prins der Nederlanden, London News, Buiten en een aantal andere bladen. Het abonnement liep via één van de grote boekhandels. Als kind was ik altijd erg geïnteresseerd in de leestrommel. Het koffertje dat op pagina 11 in de Moesson van februari genoemd werd, lijkt niet op de lees trommel zoals wij die hadden maar meer op een dokterstasje of een city-bag. Barbera van Weijde-Oudenaarden, Leiden LEESTROMMEL (2) Uw blad is een van de weinige publicaties die ik van a tot z lees. Ik ben het meest geïnteresseerd in brieven, herinneringen en literatuur. Ik las de brief van Vilan van de Loo over de leestrommel in de vorige Moesson en vroeg me af of zij het tijdschrift Voorde Indische jeugd kent. Het blad zat bij ons in de leestrommel en heeft maar één jaar bestaan. Mijn vader had alle exemplaren voor ons ingebonden. Ik heb dat boek bijna stukgele zen. Er stond ook een vervolgverhaal in dat 'Dodo's wereldreis' heette. Via Tong Tong heb ik vernomen dat het tijdens de bezetting in boekvorm is verschenen onder de titel 'Het testament van Sacher Dinandra'. De naam van het boek heb ik waarschijnlijk verkeerd gespeld. Ik heb nog geprobeerd het boek te vinden, maar het is me niet gelukt. Sigrid Palmboom, Nieuw Zeeland LOE DE JONG (2) Ik wil iets zeggen over deel 11a van het boekwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van dr. L. de Jong, besproken in het in het januarinummer. Wanneer je heden ten dage de Indonesiër zou vragen hoe hij denkt over de Nederlandse aanwezigheid in Nederlands-lndië dan zou hij doodleuk zeggen:'Wij hebben de Nederlan ders niet uitgenodigd om naar ons land te komen'. En hiermee is alles gezegd.Tijdens zijn korte verblijf in Indonesië is dr. De Jong blijkbaar de volgende woorden tegenge komen: PID (Politieke Inlichtingendienst), Boven-Digoel en inlander, een benaming die door de Indonesiër als vernederend werd aangevoeld. Voor een eerlijke geschied schrijving van Nederlands-lndië dient hij de geschiedenis zowel door de Nederlandse als de Indonesische bril te belichten. En dit heeft dr. De Jong blijkbaar gedaan, dit tot ongenoe gen van diegenen die aan Indië paradijselijke herinneringen hadden. Harold Charles, Maastricht JACK BOER (1) Ik wil graag reageren op de brief van de heer G. de Jong in het januarinummer. De Konink lijke Marine was door Nederland 'uitgeleend' aan de regering van Nederlands-lndië en viel onder de Nederlandse wet. De marinemen sen (zowel blank als bruin!) zijn daarom na de oorlog uitbetaald. Het Knil viel onder de Nederlands-Indische regering. Nederland heeft na de oorlog alle Indische schulden 'overgedaan' aan de staat Indonesië, met de zeer naïve afspraak dat die deze ook zou uitbetalen. Dit zou natuurlijk nooit gebeuren. Zowel de 'totoks' als de 'dubbelbloedigen' hebben nog gelden te goed; en dat heeft dus niets met huidskleur te maken. Wat de zaak van Jack Boer betreft, zoals dat gegaan is, is natuurlijk meer dan schandalig. Het heeft te maken met de hypocriete naoorlogse antiko- loniale politiek van de Nederlandse regering, waar in de jaren 1950 tot 1970 alles taboe was wat zich maar op enige manier positief uit sprak over het voormalige Nederlands-lndië. Alles moest in een grote doofpot. De rege ringen daarna hebben, omdat ze 'maloe' met deze zaak waren, de zwartepiet steeds weer doorgeschoven naar een andere instantie. Hierdoor gebeurde er steeds niets. De kous is in ieder geval nog lang niet af. Maar mijns inziens is er hier geen sprake van discrimina tie vanwege huiskleur. J.R. Mellema, Roden JACK BOER (2) Dromen over engelen, als die van de heer G. de Jong uit Australië, heb ik nooit gehad en ik zou het ook niet willen, want in dromen geloof ik niet. Als de heer De Jong even de moeite neemt, kan hij een uitgebreide lijst van bruine geridderde mariniers en Knil- soldaten aanvragen bij het kantoor van de Kanselarij der Nederlandse Orden in den Haag. Verschil is er nooit gemaakt. [,..]Wat be treft Jack Boer heb ik ook altijd mijn twijfels gehad.Toen ik indertijd in Soerabaja woonde en bij de K.P.M. werkte, hoorde ik van collega's verschillende versies van de bevrijding uit de gevangenis. Een andere Ambonese kennis, een neef van een Ambonese bewaker die in de gevangenis werkte, vertelde wat zijn oom bewust meemaakte tijdens de bestorming van de gevangenis door de Gurkha's. Hij zag buiten de gevangenis wel een blanke soldaat die zowel Nederlands als Maleis sprak en het transport voor de vrijgekomen gevangenen regelde richting Oedjoeng, Kruiskade. De gevangenen werden tijdelijk in barakken ondergebracht. Dat zal wel de bewuste Jack Boer, de tolk werkzaam voor de Engelsen, zijn geweest. Hij wist ook te vertellen dat de Gurkha's van de 123ste brigade en een eskadron van de 11de cavalerie de aanval op de gevangenis uitvoerde. H. Ullrich, Spijkenisse maart 2006 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 11