'Ik wilde niet op zoek naar een ideaalbeeld van mijn moeder' yolande Frédérique^*- .ek;Cor- „r zij al heel vroeg de deur uit was, ben ik niet met haar opgegroeid. En omdat zij ook op mijn moeder leek, en mijn oudere zus was-15 jaar is een groot verschil - heb ik altijd met een afstand naar haar gekeken. En die afstand hebben we nu ingelopen. Ik heb haar veel meer als mens leren kennen. Dat is heel bijzonder, er is een soort nabijheid gekomen die we eerst niet hadden.' Familiegeheim Frédérique: 'Moeder sprak nooit over de kamptijd. Daar werd niet over gesproken. Zodra wij daar vragen over stelde, ging mijn vader achter haar staan en gebaarde ons niet verder te vragen over het kamp. Dat was taboe. Maar als kind voel je gewoon dat er iets is. Er zit een geheim en dat wil je weten. Dat geheim ontstond niet zo zeer door het er niet over praten. Ik had het gevoel dat mijn moeder iets had. Iets waar wij niet bij kunnen. Dat is haast niet te omschrijven denk ik. Ook tijdens het toneelstuk kom je er niet achter. Het geeft meer structuur, maar geen antwoorden op vragen.' Yolande:' In haar dagboek omschreef onze moeder het leven in het kamp altijd op een hele positieve manier. Pas aan het einde, wanneer de cijfers komen van hoeveel mensen er per dag stierven, realiseer je je hoe afschuwelijk het in zo'n kamp was. Ik heb zelf ook in dat kamp gezeten, maar ik herinner me slechts enkele flarden van die tijd. Echt begrijpen wat mijn moeder heeft meegemaakt kan ik niet. Wanneer je een toneelstuk maakt probeer je het verhaal terug te brengen tot een universeel thema. We willen een persoonlijk verhaal toegankelijk maken.Tijdens dat proces kwam ik er wel achter dat een deel van me die geschiedenis eigenlijk nog niet verwerkt heeft. Ik wil dat het toneelstuk een soort bemoediging is voor mensen met gelijksoortige geschiedenissen en families.' Frédérique: 'Mijn oudste broer zegt wel eens dat hij in het kamp een leuke spannende tijd heeft gehad. Dat hij er kon spelen en een houten zwaard had.' Yolande'Ik probeer dat aspect van de kamptijd, dat deel van mijn broer, ook in mijn rol terug te laten komen. Je moet flink zijn, je bent een warrior. Ie verdedigt je moeder, je bent haar engelbewaarder. Een warrior klinkt heel strijdbaar, maar wat heb je daar aan wanneer het vrede is. Hij vecht in een oorlog die al afgelopen is.' Frédérique: 'Ik weet dat hij ook wel eens gezegd heeft: ik doe dat luik niet open want dan komen de geesten eruit. Mijn andere halfbroer die na de oorlog is geboren zegt: ach dat is toch allemaal voorbij, en interesseert zich er niet voor. En mijn volle broer Jaap is er juist heel erg in geïnteresseerd. Hij wil het stuk ook heel graag zien. Hij zit naar mijn gevoel in een soort proces dat hij wil weten uit wat voor nest hij komt. Het is toch wel een wonderlijke familie. Nu zijn alle families wonderlijk, maar zodra er een oorlog tussen zit... Ik weet niet of ze allemaal naar het stuk komen. Van Jaap weet ik het, maar van mijn andere broers niet. Ik zou het ze zelf afraden. Als iemand zegt: dan komen de geesten los, dan moetje niet naar het stuk gaan denk ik. Maar dat weet ik niet. Daar heb ik eigenlijk geen antwoord op. Eerlijk is eerlijk. Ik zou het geweldig vinden als het toneelstuk kan helpen andere mensen hun oorlogsgeschiedenis een plaats te geven.' Yolande: 'Ik hoop dat mensen zich in het stuk herkennen. Dat ze de eenzaamheid van mijn moeder zien en herkennen. De beslotenheid van iemand. De pijn wel voelen, maar niet precies weten wat er aan de hand is. Het niet kunnen benoemen. Het toneelstuk gaat over niet begrijpen waar de verwarring vandaan komt. Iemand willen redden maar er niet toe in staat zijn. Het gaat eigenlijk over onmacht, dat is het universele thema: onmacht en proberen daar grip op te krijgen.' april 2006

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 15