De heren van de puputan
Ronald Pino
Ronald Pino (Bandoeng, 1939) is psychotherapeut en schrijft over de voorspel
lende kracht van dromen. Zit u - of een goede vriend - met een psychologisch
probleem, een kwestie of heeft u een terugkerende droom waarvan u de beteke
nis wilt weten? Elke maand geeft Ronald Pino Moesson-lezers advies. Stuur uw
vraag naar Moesson, Postbus 2074, 3800 CB Amersfoort, of e-mail hem naar:
redactie@moesson.com
Vergeet bij het inzenden van uw droom vooral niet zoveel mogelijk over uw leven
en uzelf te schrijven zodat Ronald Pino zich een goed beeld kan vormen over u,
uw huidige levensomstandigheden en geschiedenis!
Heren van de thee, de puputan van Bali, warga negara Indonesia, spijt
optanten, Amerindo's en mijn eigen beelden daarbij. Ik ben opgegroeid
met Rentjong Atjeh in de boekenkast.
Toen ik het februarinummer van Moesson las, raakte ik geestelijk geblok
keerd. Ik kon niet schrijven en wat ik al afhad, kon mij absoluut niet
bekoren. Eigenlijk was ik woedend en zou ik graag mijn woede in een
prachtige Indische matagelap willen uitrazen. Maar als ik die woede
precies zou verwoorden zoals ik hem voelde zou mijn artikel zeker niet
opgenomen worden in Moesson en dan was ik dubbel gehandicapt.
Woedend zijn, dat opschrijven en niemand die het leest. Van de gedachte
alleen word ik al wanhopig. Maar ik zou het echt niet op mijn geweten
willen hebben dat abonnees door mijn schuld zouden bedanken. Blijf dus
abonnee en word eventueel kwaad op mij. Wat is er dan aan de hand?
Wat de Heren van de thee betreft, kan ik vrij kort zijn. Ik kom uit Ban
doeng en daar kende ik alleen maar heren van de thee ver boven hun
theewater uit de sociëteit rollend en brallend.
'Liederlijk', zei de vriend van mijn stiefvader aan wiens hand ik liep.
'Waarom?', zei mijn stiefvader, 'Tantième! Ze hebben het verdiend.'
Ik heb lang gedacht dat tantième en openbare liederlijkheid iden
tiek waren. Onze baboe Oenah was, voor zij ontvluchtte, theeplukster
geweest. Mamman, haar knappe bijna blanke zoontje, was een herin
nering aan die tijd. Van tijd tot tijd mocht hij bij ons logeren. Echt leuk
vond ik dat niet want ik was jaloers op zijn blauwe ogen. O, ja even dit:
een onverzorgd graf weerspiegelt de gevoelens van de nog levenden
tegenover de gestorvene...
De puputan op Bali spreekt voor zichzelf Toen ergens in de jaren zestig
het monument voor generaal Van Heutsz door provo's in Amsterdam wit
was geschilderd, zei iemand: 'Daar trekt Van Heutsz zich niets van aan.
Moet je zien als ze het bruin zouden schilderen!'
De Amerindo's hebben het maar gemakkelijk. Hollindo's is niet om aan
te horen! Inmiddels vele maanden geleden kreeg ik een brief van de heer
Harold Charles uit Maastricht (zie pagina u Moesson februari). Hij vroeg
16 moesson
me of ik wist waarom wij het altijd over Indische Nederlanders heb
ben en nooit over Indonesische Nederlanders. Ik heb hem een laffe brief
teruggeschreven waarin ik me achter allerlei grammaticale alibi's heb
verscholen. De waarheid is eenvoudig: een Indo voelt zich vrijwel nooit
Indonesiër. Wij Indo's in Nederland hebben ons met de witte koloniale
overheersers geïdentificeerd. Ooit legde ik aan mijn Javaanse grootmoe
der het begrip 'Cordel van Smaragd'uit. Zij luisterde geïnteresseerd en
toen ik uitgesproken was, zei ze ironisch: 'Hordel van bloed.'Altijd werd er
wel ergens een opstand neergeslagen.
Indo zijn is zwijgen. Of uitleggen hoe leuk het was, hoe mooi, hoe gezel
lig, o ja tempoe doeloe ja, zo leuk ja! Eens begon ik tegen een goede
vriend misschien onder invloed van de fraaie wijn bij de lunch, verbitterd
te praten over 'mijn Indië.'
'Het kan niet allemaal alleen maar slecht zijn geweest', zei mijn zeer
beminnelijke gesprekspartner op wiens kosten ik mocht lunchen, 'er is
zoveel moois vandaan gekomen.'
'Lieve jongen,dacht ik, maar ik zei het niet, 'dat hoor ik zo vaak; kijk je
weI eens naar de achterkant van het gelijk?'Ik hoor tot de zwijgende
sinjo's met of zonder wijn bij de lunch.
Hel la Haasse's titel Heren van de thee suggereert een nobel geslacht of
een dynastie van meerdere aristocratische theeplanters die ridderlijk op
traden tegen Indonesiërs. Misschien zag ik in Bandoeng tussen de Braga
en de aloon-aloon de verkeerde voorbeelden. Misschien komt er wel een
vervolg zoals dat hoort bij een succesroman: De njai's van de Heren van
de thee en hun kinderen. Ik zou dat boek zeker lezen.
Mevrouw raden adjeng Kartini vond een assistent-resident opvallend,
omdat hij opdringerige toeschouwers niet opzij schopte, las ik ooit er
gens in Hoe ruim een kooi ook is van Elisabeth Keesing (Ouerido 1996).
'Sabar soeboer, kalo tida sabar di koeboer - kalm aan anders word je
begraven.'Dat leerde ik ooit van baboe Oenah. Het heeft vrees ik niets
geholpen. Ik ben niet sabar - maar misschien toch wel begraven in
mijn zwijgen?