i Katanja Tempo Doeloe kind. Die gaf mijn moeder vijfentwintig Nederlandse guldens. Voor die tijd een kapitaal. En hij zei tegen haar: 'Moeder, als je het moeilijk krijgt met je kinderen of je kan ze niet verzorgen, breng ze dan naar mij.' Bij Pa van der Steur heerste een sterke discipline. Om 6 uur, direct na het opstaan, eerst de kussens opkloppen en de dekens kaarsrecht op het bed leggen. Dan naar het washok en vlug eten, want om halfzeven moesten we op weg naar school. Het ontbijt bestond uit rode rijst. Tegenwoordig is dat verhoudingsgewijs een dure rijstsoort, maar vroeger stond het helemaal onderaan de ladder. De gepelde witte rijst werd in die dagen naar Europa verscheept. Korrels van bijna een centimeter lang! Bij de nasi merah kregen we soms wat vlees en in ieder geval sajoeran, meestal kangkoeng. Dus wel voedzaam. Na de maaltijd verzamelden we op het terrein, ledereen ging in zijn rij staan en dan marcheerden we naar school. Alles compleet met 'Geef acht'en 'Links, rechts, links, rechts.'Dit deden we alleen op de heenweg. Terug mocht je vrij lopen. We droegen een korte broek en djas toetoep met smalle zwart-witte strepen. Zo tegen je twaalfde kreeg je weer een ander tenue. De strepen werden breder. Was je een goede leerling en ging je naar de mulo, dan was je kloffie wit. Als we zo door de straten liepen kwamen we natuurlijk andere groepjes kinderen tegen. Riepen ze: 'Hé, sinjo Van der Steur baoe peteh'en zo. En wij weer terugplagen. Zo ging het over en weer, totdat we elkaar uit het oog verloren. In de klas leerde ik in gedachten van Groningen naar Vlissingen te reizen. Ik wist alle belangrijke plaatsen tussen die steden op te dreunen. De kaart van Nederland stond al vroeg in mijn geheugen gegrift. Ik wist niet pre cies waaróm, wanneer ik weer door de straten van Magelang slenterde. Als we thuiskwamen, meteen baaien met een flinterdun stukje zeep. De handdoek snel over het lichaam en om klokslag één uur op het appèl. Stonden we naast onze bedden en liep de zaaloudste langs. Ontbrak er ie mand dan ging het van: 'Waar is Breemer?'Die kwam dan even later met z'n natte haren, half aangekleed aangerend. Kreeg hij een lel en hij kon zijn zakgeld voor die week vergeten. Het kwam ook voor dat Pa zelf het appèl afnam. Bij afwezigheid van een jongen zeiden we: 'Hij mankeert, Pa.' Als je het te bont maakte of je had iets ergs uitgehaald, dan riskeerde je de pot. De pot was een hok van misschien twee bij twee meter met daarin een houten bank, een deken en verder niets. Het daglicht kwam binnen via een raampje met gaas. Degene die de pineut was kreeg water en rijst. Niemand haalde het in zijn hoofd om het slachtoffer iets toe te stoppen. Zat je in de pot dan had je het verdiend. Pa was streng, maar rechtvaardig... Jan, Magelang igg8 ...Mijn vader was blij met me, want mijn moeder had voor mijn komst een groot aantal miskramen gehad. Vlak voor mijn geboorte had ze twee klappers begraven. 'Als één van die klappers sterft, is er altijd nog een reserve', zo was haar verteld. Als baby kreeg ik eerst sawahwater te drinken. Ook weer op advies van een doekoen. Mijn moeders zog zou niet goed zijn. Ik raakte zo ondervoed dat ik met spoed naar het ziekenhuis werd gebracht. Daar kwam ik pas maanden later als dikkerdje uit. Ik ben dus toch nog tot klapperboom uitgegroeid. Ik heb niet lang van mijn vader kunnen genieten. Hij slikte joodkali. Hart versterkende middelen uit die tijd. Toen hij stierf was ik heel triest. Niet alleen vanwege zijn overlijden, maar ook omdat ik begreep dat we het heel zwaar zouden gaan krijgen. Op zijn begrafenis was Pa van der Steur aanwezig. Hij leidde een inrichting voor wezen en het misdeelde Indische april 2006 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 27