Van de brieven Brieven ONDERLUITENANT In het artikel over de onderluitenant in het aprilnummer staat de regeh'vermoedelijk was de rang van onderluitenant een rang bij uitstek voor Indo-europeanen.' Ik vraag me af of dat zo was. In mijn jeugd (ik ben nu 82 jaar) had ik een vriendinnetje Willy van de Water. Zij was de dochter van een niet-lndo-europese onderluitenant in Djokjakarta. Ik fietste met haar altijd van de Witte paal (Toegoe) naar Soos Vredeburg. Iedere maand danste ik daar met haar op de 'kinderdansmiddag'. Ik kon dat doen omdat onderluitenants als enige onder officier lid mochten worden van de soos. Dit bewijst dat in Djokja de onderluitenants gelijk waren gesteld met officieren. Was dit elders ook zo? Zij, Willy van de Water danste niet zo goed toentertijd, ze was jonger dan ik en zat ook niet op dansles. Ik wél, ik moest met mijn oudere zus mee op dansles. Eerst vond ik dat niet leuk, tot ik ontdekte datje met dansen vrouwen kon 'veroveren'. Ik dans nog steeds, maar niet meer met dat doel. Arnold Mulder, Amstelveen LEESTROMMEL Met veel plezier en aandacht heb ik stukjes over de leestrommel gelezen. Dat doet mij aan mijn vroege jeugd in Malang denken. Ik denk eind lagere school of begin hbs. Wij woonden op Rampal Boenoel. Mijn moeder moest een centje bijverdienen en behalve de verkoop van verse groenten en jam uit onze tuin nam ze ook de leestrommel in beheer. Wij kregen de tijdschriften rechtstreeks uit Holland en omdat ik zo mooi schreef, mocht ik de etiketten doen. Ik herinner me De Lach, Het Leven, The Sketch, La vie Parisienne (foei!), National Geographic Magazine, en De Groene Amsterdammer. We hadden 3 soorten lezers: de voorlezers (alles nieuw en de duurste), dan de gewone lezers en tot slot de nalezers. M. Plasschaert-Schneider, via e-mail DE DIAMANTEN VAN SMIRNOFF Gaarne wil ik reageren op het artikel 'De verloren diamanten van Iwan Smirnoff'van de hand van Marianne van Velzen. Het artikel bevat namelijk vele onjuistheden. Smirnoff was een goede vriend van de heer Olberg,ju welier in Bandoeng en directeur van de Vereniging van Juweliers in Nederlands- Indië. De heer Olberg was degene die Smirnoff de diamanten heeft gegeven (niet een KLM-official) met het verzoek die bij een Australische Bankte willen deponeren. In de commotie na het neerschieten van het vliegtuig waarbij Smirnoff zelf ook werd gewond, is het pakje met de diamanten in de cockpit blijven liggen. Een deel van de diaman ten is teruggevonden zoals ook in het artikel wordt beschreven. In plaats van die te depone ren bij de bank zijn de diamanten in bewaring gegeven bij het Nederlandse Consulaat. Aan gezien de Nederlandse vertegenwoordiging in Australië kort bij kas was, zijn de diamanten verkocht. Uiteraard zijn na de oorlog diverse processen gevoerd door de heer Olberg tegen de Nederlandse staat voor terugbetaling van althans dat gedeelte dat door de Nederlandse vertegenwoordiging werd verkocht. Men heeft de zaak weten te rekken tot de onafhanke lijkheid van Indonesië een feit werd. Daarbij werden alle'rechten en verplichtingen'overge dragen aan de nieuwe Indonesische staat. Die stond uiteraard niet te trappelen om dergelijke verplichtingen na te komen. [,..]De heer Olberg is reeds overleden maar zijn zoon, die na de oorlog de zaken van zijn vader heeft overgeno men is nog in leven en kan aan Marianne van Velzen de juiste details verschaffen. Willem Bekink, Ottawa (Canada) Reactie Marianne van Velzen: Tijdens het schrijven van het boek hebben wij uitgebreid contact gehad met Frans Olberg. Uit niets bleek dat Smirnoff een goede vriend was van zijn vader. De (weinige) diamanten die zijn teruggevonden zijn inderdaad verkocht door de toenmalige Nederlandse consul in Australië. Nederland zat inderdaad krap bij kas maar het geld is nog vele jaren op een open rekening op naam van Olberg en Davidson blijven staan. We hebben alle brieven, telegrammen en geschatte waarden van de gevonden diamanten uit de archieven van de Commonwealth Bank gehaald vanonder een dikke laag stof. De 'vele on juistheden'lijkt mij dan ook hier niet op zijn plaats. ONDERLUITENANT (2) Uw artikel in het aprilnummer van Moesson las ik met belangstelling omdat mijn vader ook een Knil-onderluitenant was. In zijn nalatenschap vond ik een curriculum in zijn ■f~F~ prachtige handschrift en het afschrift van het benoemingsbe sluit dd 28 december 1948 waarmee hij en 24 andere adjudan ten van de Militaire Administratie tot on derluitenant werden bevorderd. Hij was toen 36. [,..]Een halfjaar nadat het KNIL in 1949 werd opgeheven, ging mijn vader zoals de meeste Knil-militairen over naar de Koninklijke Landmacht en wij bleven tot mei 1953 in Indonesië (Soerabaja) waar hij werkte als lid van de zogenaamde Nederland se Militaire Missie. Dat was een kleine groep Nederlandse militairen die aan het TNI een aantal vaardigheden moest overbrengen die dat leger nog niet beheerste. Mijn vader gaf als onderluitenant les in Militaire Administra tie aan de (Indonesische) militaire kaderschool inïretes, een bergdorpje boven Soerabaja. Hij deed dat in het Bahasa Indonesia, hij sprak die taal perfect. In 1953 was de verwijdering tus sen Nederland en Indonesië zo groot gewor den dat de Militaire Missie gestopt werd. We staken over naar Nederland. En toen gebeurde er iets dat ik niet in uw artikel vermeld zag als mogelijkheid: mijn vader werd op 16 februari 1954 benoemd tot officier! Hij werd eerste luitenant van vakdiensten (whatever that may be) en in 1959 zelfs kapitein. Als zoon leek me dit wat raar, want als onderluitenant wasje top of the BUI, terwijl de rang van eerste lui tenant en kapitein in officierskringen weinig voorstelde.dat waren begin-rangen voor jonge mensen. Van een respectabele onderluitenant werd hij naar mijn idee door het leger in de rol van 'oude mislukkeling'geplaatst, want een eerste luitenant van 42 jaar kon normaal gesproken alleen iemand zijn die de kantjes eraf liep. Mijn vader legde mij toen uit dat alle onderluitenants officier werden omdat het Nederlandse leger die rang niet kende. Hij was er zelf ook best tevreden mee. Pas uit uw artikel begrijp ik dat er ook onderluitenants geweest zijn die hun dubbele stip tot hun pensioen hielden. Misschien kozen ze daar zelf voor, misschien waren er andere redenen. Mijn vader is helaas overleden, ik kan het hem niet meer vragen. Hans Vervoort, Amsterdam 16 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 16