Tempo Doeloe Lezers schrijven *j>rSC'0;: DOOR FLOOR VLASPOLDER Karbouwen Ai: Toen ik vijfjaar was werd mijn vader van Solo overgeplaatst naar Cheribon. In mijn herinnering was het huis kleiner dan dat in Solo, zeker de voortuin, die hier veel dichter bij de weg lag. Ik denk dat dat mij een gevoel van onveiligheid gaf. i Door onze straat trokken af en toe JSae&. grobaks voorbij, getrokken door één of twee karbouwen. Deze logge die ren met hun taaie, loodgrijze huid en grote spitse horens boezemden mij een onverklaarbare angst in. Ik werd geobsedeerd door het visioen dat ze eens het hek zouden forceren, door de ondiepe voortuin ons huis zouden binnendringen om alles met de grond gelijk te maken. Een angst waarvan ik wist dat grote mensen erom zouden lachen en die ik dus met niemand kon delen. Het enige wat ik kon doen was iedere keer naar het hoge ijzeren tuinhek lopen om te zien of dat wel goed gesloten was. En als ik toevallig een grobak aan zag komen wachtte ik met bonzend hart tot de karbouwen met hun traag-wiegende gang hun vracht tot voorbij ons huis hadden getrokken. Het eerste sinterklaasfeest in Cheribon vierden wij in de soos. Het was de gewoonte dat je je hoofdcadeau de volgende ochtend onder je bed vond. Na het wakker worden keek ik onder mijn bed en schrok verschrikkelijk. Ik zag de horens van een karbouw. Verstijfd van angst bleef ik doodstil liggen. Wat moest ik doen? Ik kon het beste wachten tot mijn moeder kwam. Ik sprong uit bed en ging achter haar staan toen ze bukte om onder mijn bed te kijken. Ze trok iets naar zich toe. De horens van de karbouw bleken het stuur te zijn van een autoped. Al gauw raakte ik gehecht aan mijn nieuwe speelgoed en ik reed nu elke dag in de straat heen en weer waarbij ik iedere keer angstvallig in de verte keek of ik niet een glimp zag van karbouwen of een grobak. Misschien dat ik daarom niet zo goed oplette en daardoor dat aanrij- dinkje kreeg. Een inlander die met een emmer aan zijn stuur door onze straat fietste, botste tegen mij op. Het was niet zo'n groot ongeluk, ik had een schaafwond aan mijn knie en was natuurlijk geschrokken, maar mijn vader die toevallig in de voortuin stond, kwam aanren nen en begon uit te varen tegen de inlander die ook gevallen was en wat beteuterd stond te kijken. Mijn vader schreeuwde tegen onze bedienden dat ze onmiddellijk de politie erbij moesten ha len. Ik voelde me gegeneerd dat er zo'n ophef over gemaakt werd. Ik ging naar binnen en mijn moeder verzorgde de wond. Een paar weken later was er een rechtszitting van de Landraad. Ik moest daarbij als getuige optreden. Rechts van mij, aan het lange eind van de tafel, zat een Javaanse kan tonrechter, met een lange sarong, een donkere djas toetoep en een gevouwen hoofddoek op. Hij stelde mij allerlei vragen, in het Hollands uiteraard, en ik kreeg een plattegrond voor me met de situatie van de straat voor ons huis. Aan welke kant van de weg had ik met mijn autoped gereden? Op welk punt was ik tegen de fietser opgebotst? Ik voelde me helemaal in het nauw gedreven. Ik snapte niets van de plattegrond. Mijn vader, opnieuw verontwaardigd en strijdlustig, ant woordde voor mij. Hij wees aan waar ik gereden had en dat de fietser rechts reed, dus aan de verkeerde kant van de weg, bovendien met een emmer aan zijn stuur. Ik kan me niet herinneren of de beklaagde erbij zat. Misschien met gevouwen benen op de grond, zoals meestal in dit soort situaties. Ik heb ook nooit geweten hoe de uitspraak was. Het liefst wilde ik het voorval zo snel mogelijk vergeten. Hoe zou het toch voor die arme man afgelopen zijn? Lezers schrijven... Wil je ook in deze rubriek komen, schrijf dan een verhaal over een specifieke gebeur tenis of herinnering uit de tijd van vóór de repatriëring. Schrijf rond de 500 woorden en stuur ofe-mail dit - samen met een bijpassende foto - naar Moesson. Iedere maand wordt het beste verhaal geselec teerd. Moesson bedankt Floor Vlaspolder voor haar bijdrage. 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 28